5. De overwegingen omtrent het geschil.
5.1 Ingevolge het bepaalde in artikel 12a, eerste volzin, van de Wet op de loonbelasting 1964 (nader: de wet LB) wordt ten aanzien van de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft in de zin van de Wet het in een kalenderjaar genoten loon tenminste gesteld op f.78.000,--, dan wel, indien aannemelijk is dat ter zake van soortgelijke dienstbetrekkingen waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is, gesteld op dat lagere loon. In artikel 22, lid 2, van de Wet is bepaald dat het begrip loon voor de inkomstenbelasting moet worden opgevat overeenkomstig de bepalingen betreffende de loonbelasting.
5.2 Te dezen staat vast dat belanghebbende een aanmerkelijk belang heeft, in vorenbedoelde zin, in B BV. Tevens staat tussen partijen vast dat belanghebbende werkzaamheden verricht ten behoeve van B BV. Op grond van het bepaalde in artikel 4, aanhef en letter d, van de wet LB, juncto artikel 2h van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, dienen belanghebbendes werkzaamheden voor B BV te worden geacht in dienstbetrekking te zijn verricht, zodat belanghebbende wordt aangemerkt als werknemer van B BV. Derhalve is het bepaalde in artikel 12a van de wet LB, alsmede artikel 22 van de Wet, op belanghebbende van toepassing.
5.3 Belanghebbende heeft gesteld dat zijn werkzaamheden voor B BV slechts 4 tot 6 uren per week, dan wel 6 tot 8 uren per week, in beslag namen en wegens de aard van de werkzaamheden maximaal kunnen worden gewaardeerd tegen het minimumloon.
5.4 De inspecteur stelt daartegenover dat belanghebbende in de tijd van de eenmanszaak alleen verantwoordelijk was voor alle werkzaamheden, dat belanghebbende toen aanspraak maakte op zelfstandigenaftrek, zodat hij impliciet aangaf tenminste 1225 uren per jaar te werken, en dat bij het boekenonderzoek is gebleken dat op zeer vele facturen is vermeld "behandeld door dhr. X". De inspecteur concludeert daaruit dat belanghebbende meer uren voor B BV heeft gewerkt dan hij thans stelt. Tevens wijst de inspecteur op de hoogte van het salaris van de heer D, waaruit de inspecteur concludeert dat de bijtelling van loon niet te hoog is.
5.5 Hoewel belanghebbende aangeeft dat B BV voor een deel van de werkzaamheden externe deskundigen inschakelt, acht het hof, nu belanghebbende de bij het boekenonderzoek niet gemotiveerd bestrijdt, onaannemelijk dat belanghebbendes werkzaamheden voor B BV beperkt bleven tot de maximaal 8 uren per week die belanghebbende uiteindelijk stelt. Hierbij komt dat uit het door belanghebbende overgelegde overzicht van zijn autogebruik voor 1997 blijkt dat belanghebbende zelf ten behoeve van B BV in dat jaar omstreeks 10.000 kilometer gereden heeft. Dit, samen met de werkzaamheden die blijkens de vermelding op de facturen door belanghebbende zijn verricht, moeten, naar 's hofs inschatting, aanzienlijk uitkomen boven de door belanghebbende gestelde tijdsbesteding. De door de inspecteur geschatte tijdsbesteding van 19 uur per week komt het hof meer aannemelijk voor, zodat het hof hiervan zal uitgaan.
5.6 Uitgaande van werkzaamheden gedurende 19 uren per week acht het hof een bijtelling van fictief loon ad f.37.050,-- niet te hoog.
5.7 Ingevolge het bepaalde in de tweede volzin van artikel 12a van de wet LB wordt het fictief loon niet lager gesteld dan het hoogste loon van overige werknemers die bij de vennootschap of daarmee verbonden vennootschappen in dienst zijn.
De meer genoemde heer D is een dergelijke werknemer. Door de inspecteur is gesteld, hetgeen door belanghebbende is erkend, dat de heer D een salaris genoot van tenminste f.88.452,-- op jaarbasis, zodat ook op die grond niet kan worden gezegd dat de bijtelling op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Hieraan doet niet af dat de heer D specialistische kennis bezat, daar belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hem toegerekende loon, gelet op wat gebruikelijk is in het economische verkeer waarbij een aanmerkelijk belang geen rol speelt, op een lager bedrag behoort te worden gesteld dan dat van de heer D.