ECLI:NL:GHLEE:2001:AD3668

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
9900173
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J. Knijp
  • G.A. Haites-Verbeek
  • Bax-Stegenga
  • De Bock
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake de Vereniging Lokale Omroep Vereniging Eems en BUMA/Stemra

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 september 2001 een arrest gewezen in hoger beroep tussen de Vereniging Lokale Omroep Vereniging Eems en BUMA/Stemra. De appellanten, bestaande uit de vereniging en enkele natuurlijke personen, waren in eerste aanleg gedaagden, terwijl BUMA/Stemra als eiseressen optraden. De zaak betreft een geschil over de betaling van auteursrechten voor het openbaar maken van muziekwerken. Tijdens de procedure heeft BUMA/Stemra haar eis verminderd, wat leidde tot een aanpassing van de vordering. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vereniging nog niet was opgehouden te bestaan en dat de bestuurders onzorgvuldig hadden gehandeld. Dit leidde tot de conclusie dat het gevorderde bevel tot verhindering van het openbaar maken van muziekwerken zonder toestemming van BUMA/Stemra toewijsbaar was. Het hof heeft de grieven van de appellanten verworpen en het beroepen vonnis bekrachtigd, met uitzondering van het deel waarin appellanten waren veroordeeld tot betaling van een hoger bedrag dan het nu gevorderde. De appellanten zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van ƒ 11.145,26, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het hoger beroep zijn eveneens voor rekening van de appellanten gesteld.

Uitspraak

Arrest d.d. 12 september 2001
Rolnummer 9900173
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
vierde kamer voor burgerlijke zaken, heeft het volgende arrest gewezen inzake:
1. Vereniging Lokale Omroep Vereniging Eems (Love),
destijds gevestigd te Z,
2. A,
wonende te Z,
3. B,
wonende te Z,
4. C,
wonende te Y,
5. D,
wonende te Z,
6. E,
wonende te Y,
7. F,
wonende te Z,
8. G,
wonende te Z,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
procureur: mr R. Dijkema,
tegen
Vereniging BUMA,
Stichting Stemra,
beide gevestigd te X,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eiseressen,
hierna tezamen en in enkelvoud te noemen Buma/Stemra
procureur: mr G. Kaaij.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 6 december 2000 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Partijen hebben elk een akte genomen, terwijl Buma/Stemra haar eis heeft verminderd. Daarna hebben zij de stukken opnieuw overgelegd voor arrest.
De verdere beoordeling
1. In genoemd tussenarrest komt in rechtsoverweging 11 een kennelijke verschrijving voor, welke het hof thans zal herstellen: waar is aangegeven dat de bestuurder G zich verzet tegen de overweging van de rechtbank dat de vorderingen van Buma/Stemra opeisbaar zijn geworden buiten zijn formele bestuursperiode, moet worden gelezen: binnen deze bestuursperiode.
2. Aan appellanten was opgedragen - kortweg - zich uit te laten omtrent de vraag of de vereniging (met het oog op de vereffening van haar vermogen) nog bestaat, dan wel of zij inmiddels heeft opgehouden te bestaan; een en ander onder overlegging van zodanige stukken dat daarmee met betrekking tot de jaren 1996 en 1997 is voldaan aan het bepaalde in art. 2:10 BW.
3. Uit de summiere financiële opstellingen die appellanten vervolgens zonder inhoudelijke toelichting hebben overgelegd, blijkt niet wanneer en door wie deze stukken zijn opgemaakt en of ze zijn goedgekeurd door het bestuur, en ofschoon in deze stukken besloten ligt dat in genoemde jaren de vereniging beschikte over meerdere baten, blijkt verder niet in toereikende mate of deze baten zijn aangewend ter delging van de schulden, en zo ja, welke schuldeisers op welke tijdstippen tot welke bedragen zijn voldaan.
4. Nu aan de overgelegde stukken in elk geval de conclusie kan worden verbonden dat de vereniging naar stelling van appellanten voorafgaand aan, en op het tijdstip van ontbinding beschikte over baten, en niet op gemotiveerde wijze is gesteld of gebleken dat de vereffening van het vermogen van de vereniging inmiddels is voltooid, moet het ervoor worden gehouden dat de vereniging (nog) niet heeft opgehouden te bestaan.
5. Mitsdien moet worden geconcludeerd dat Buma/Stemra - zij het op de gronden als boven aangegeven - met juistheid ontvankelijk is geacht in haar vordering tegen de vereniging. Grief I mist doel.
6. Met betrekking tot grief II heeft het hof in meergenoemd tussenarrest overwogen dat weliswaar in beginsel op Buma/Stemra de bewijslast rust van de door haar gestelde betalingsonwil en mitsdien het onrechtmatig gedrag van het bestuur, doch dat verdere beslissing daaromtrent zal worden aangehouden nu de door appellanten over te leggen financiële gegevens met betrekking tot de jaren 1996 en 1997 licht zullen kunnen werpen op het betalingsgedrag van de vereniging voorafgaand aan de ontbinding.
7. Nu het daarbij gaat om feiten of omstandigheden waarvan de wetenschap exclusief bij appellanten bestaat, lag het op hun weg om deze feiten en omstandigheden ten processe te stellen, waartoe het hof appellanten dan ook bij tussenarrest in de gelegenheid heeft gesteld. Waar, als blijkt uit het voorgaande, appellanten hebben verzuimd om zulks op behoorlijke wijze te doen, terwijl van appellanten kon worden verlangd dat zij zodanige feitelijke gegevens zouden verstrekken ter motivering van hun verweer dat de wederpartij daaraan aanknopingspunten voor een eventuele bewijslevering zou kunnen ontlenen, dient bedoeld verzuim ten nadele van appellanten te strekken.
8. Geoordeeld dient derhalve te worden dat grief II, gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat appellanten (behoudens de vereniging) jegens Buma/Stemra dermate onzorgvuldig hebben gehandeld, dat zij als bestuurders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van hetgeen de vereniging aan Buma/Stemra is verschuldigd, vergeefs is voorgedragen.
9. Uit hetgeen is overwogen naar aanleiding van de grieven I en II, volgt - nu er thans van uitgegaan moet worden dat de vereniging (nog) niet heeft opgehouden te bestaan, terwijl aan de bestuurders onzorgvuldig handelen kan worden verweten - dat het gevorderde bevel tot verhindering van het doen vastleggen of openbaar maken van enig muziekwerk zonder schriftelijke toestemming van Buma/
Stemra toewijsbaar is, zodat de daartegen gerichte grief eveneens faalt.
De slotsom
10. In het tussenarrest was reeds overwogen dat grief III doel mist. Nu ook de overige drie grieven vergeefs zijn voorgedragen, zal - behoudens hetgeen in de volgende rechtsoverweging is vermeld - het beroepen vonnis worden bekrachtigd, onder veroordeling van appellanten in de kosten van deze instantie.
11. De vermindering van eis door Buma/Stemra in die zin dat zij thans - naast hetgeen overigens is gevorderd - slechts betaling vordert van een bedrag groot
ƒ 11.145,26, brengt mee dat het beroepen vonnis niet in stand kan blijven voorzover daarin appellanten hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag hoger dan het juistgenoemde.
12. Hetgeen partijen voorts nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank d.d. 12 februari 1999, waarvan beroep, uitsluitend voorzover appellanten daarin zijn veroordeeld tot betaling van een bedrag groot ƒ15.245,85;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt appellanten hoofdelijk tot betaling aan Buma/Stemra van een bedrag groot ƒ 11.145,26 (zegge elfduizend eenhonderd vijfenveertig gulden 26/100), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 1997 tot aan de algehele betaling;
bekrachtigt het beroepen vonnis voor al het overige;
veroordeelt appellanten in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Buma/Stemra begroot op ƒ 635,-- aan verschotten en ¦ 2.550,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. Knijp, Bax-Stegenga en De Bock en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2001.
-getekend- mr G.J. Knijp
-getekend- G.A. Haites-Verbeek