ECLI:NL:GHLEE:2001:AD4992
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- prof. mr. Aardema
- mr. Fransen
- de heer Rood
- mr. Drion
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de verkrijgingsprijs van aandelen in een besloten vennootschap na inbreng van een onderneming
In deze zaak gaat het om de bepaling van de verkrijgingsprijs van aandelen in een besloten vennootschap (BV) na de inbreng van een onderneming door belanghebbende. De inspecteur had de verkrijgingsprijs vastgesteld op f. 420.000,-- per 1 januari 1997, maar belanghebbende was het hier niet mee eens en stelde dat de waarde van de goodwill van de onderneming f. 1.400.000,-- bedroeg. De zaak begon met een beschikking van de inspecteur op 4 november 1998, gevolgd door een bezwaar dat op 26 april 1999 werd afgewezen. Belanghebbende ging in beroep, en de mondelinge behandeling vond plaats op 25 januari 2001 in Leeuwarden.
De feiten tonen aan dat belanghebbende samen met zijn echtgenote een onderneming dreef en dat zij in 1998 een BV oprichtten. De discussie concentreerde zich op de waarde van de goodwill, de winstverwachting en de te hanteren goodwillfactor. Belanghebbende stelde dat de goodwillfactor 4 moest zijn, terwijl de inspecteur een lagere waarde verdedigde. Het hof oordeelde dat de winstverwachting van f. 430.000,-- aannemelijk was, en dat de goodwillfactor van 4 onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat de verkrijgingsprijs van de cumulatief preferente aandelen op f. 68.500,-- moest worden vastgesteld en de gewone aandelen op f. 532.371,--. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd, en de kosten van de procedure werden vergoed door de Staat der Nederlanden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de waardering van goodwill en de rol van de inspecteur in belastingzaken.