ECLI:NL:GHLEE:2001:AD5917

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 605/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Pruiksma
  • L. Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in beroep tegen belastingaanslag inkomstenbelasting 1999

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 16 november 2001, gaat het om de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen een uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een belastingaanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1999. De uitspraak van de inspecteur was gedateerd op 10 juli 2001, en het beroepschrift was pas op 24 augustus 2001 ter post bezorgd, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De belanghebbende had in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij met vakantie was van 11 juli tot en met 15 augustus 2001, waardoor hij niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Het hof oordeelde echter dat de belanghebbende na zijn vakantie voldoende tijd had om een pro-forma beroepschrift in te dienen, aangezien de termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 21 augustus 2001. Het hof concludeerde dat de door de belanghebbende aangevoerde omstandigheden geen verschoonbaarheid opleverden voor de niet-ontvankelijkheid in beroep. De uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 7 september 2001, waarin de belanghebbende niet-ontvankelijk was verklaard, werd door het hof bevestigd. Het verzet van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 605/01 16 november 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 7 september 2001.
De belastingkamer heeft voormelde uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Groningen, vestiging Assen, (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1999.
Ingevolge de artikelen 22j en 26, eerste lid en 26c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur binnen zes weken na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van de inspecteur behoort.
Vaststaat dat de uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 10 juli 2001 en het beroepschrift ter post is bezorgd op 24 augustus 2001, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van die uitspraak.
Op grond van die omstandigheid is belanghebbende bij voormelde uitspraak niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift dat is ingekomen op 9 oktober 2001.
Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij de inspecteur had medegedeeld dat hij met vakantie was van 11 juli 2001 tot en met 15 augustus 2001. Hij kon derhalve in die periode geen beroepschrift bij het gerechtshof indienen.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbendes vakantie eindigde op 15 augustus 2001, en de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 21 augustus 2001, hij voldoende tijd zou hebben gehad om na 15 augustus 2001 een pro-forma beroepschrift bij het gerechtshof in te dienen.
De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden leveren derhalve geen verschoonbaarheid op, nu belanghebbende zelf eventueel maatregelen had kunnen treffen die de thans bestaande niet-ontvankelijkheid in beroep hadden kunnen voorkomen.
Op grond van het vorenstaande dient als volgt te worden beslist:
Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 16 november 2001 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 21 november 2001 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.