ECLI:NL:GHLEE:2001:AD8419

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000218-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kalsbeek, raadsheer
  • Pruiksma, vice-president
  • Van Zant, raadsheer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen inzake gewelddadige overvallen

Op 30 augustus 2001 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen, waarbij de verdachte was veroordeeld voor een reeks gewelddadige overvallen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan meerdere brutale overvallen, waarbij geweld niet werd geschuwd. De ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zijn zwaar meegewogen in de strafbepaling. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had geen oog voor de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers, die psychisch zwaar zijn getroffen door de overvallen. Het hof heeft de recidive van de verdachte meegewogen, aangezien hij eerder al een langdurige gevangenisstraf had ondergaan voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, waarbij het geweldselement van een van de telastegelegde feiten niet bewezen werd geacht. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en de verdachte is opnieuw veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000218-01
Arrest d.d. 30 augustus 2001 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen d.d. 22 februari 2001 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op 22 januari 1975 te Paramaribo,
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. De Grittenborgh,
Kinholtsweg 7 te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep.
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De officier van justitie is d.d. 23 februari 2001 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen en heeft blijkens een op 1 mei 2001 uitgereikt gerechtelijk schrijven het ingestelde hoger beroep aan verdachte betekend.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 16 augustus 2001 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging.
Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding.
Bewezenverklaring.
(zie de aangehechte, uitgestreepte telastelegging)
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
1.: Diefstal door twee of meer verenigde personen;
2.: De voortgezette handeling van:
Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en,
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3.: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Strafbaarheid.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
De rechtbank heeft de verdachte ter zake van een drietal gewelddadige overvallen, alsmede wegens een veertiental deels soortgelijke feiten, veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren. De officier van justitie is tegen het vonnis in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot acht jaren gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Wanneer naast het sub 2 bewezenverklaarde feit een deel van de door verdachte ter 's hofs terechtzitting erkende ad informandum gevoegde feiten in ogenschouw wordt genomen, kan gesteld worden dat verdachte zich in een relatief korte periode schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging met een ander plegen van een reeks brutale overvallen, waarbij geweld niet geschuwd werd. Dergelijke feiten zijn zo ernstig en zo verontrustend voor de direct betrokkenen en de samenleving dat alleen een vrijheidsbenemende straf van zeer lange duur in aanmerking komt.
Bij alle overvallen stond verdachte en zijn mededader slechts geldgewin ten behoeve van de bekostiging van hun verslaving aan harddrugs voor ogen, terwijl uit de stukken genoegzaam blijkt dat zij daarbij geheel geen oog hadden voor hetgeen zij hun slachtoffers aandeden. Aangenomen kan worden dat de slachtoffers van de overvallen ernstig door het gebeurde zijn geschokt, terwijl de ervaring leert dat zij nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen zullen ondervinden van wat hen is overkomen. Het door de raadsman in dit verband gestelde, in die zin dat het voortdurende cocaïnegebruik bij verdachte tot een tunnelvisie heeft geleid die maakte dat verdachte geen oog meer had voor de slachtoffers, doet aan het vorenstaande niet af, nu verdachte zelf verantwoordelijk moet worden gehouden voor zijn cocaïnegebruik.
De stelling van de raadsman van verdachte ter 's hofs terechtzitting dat het hof er rekening mee moest houden dat verdachte wellicht onder invloed van zijn mededader tot zijn handelen is gekomen en dat dit een mitigerende invloed op de straf zou dienen te hebben, wordt reeds gelogenstraft door de bewezenverklaring van het sub 3 telastegelegde. Daarnaast stelt het hof in dit verband vast dat ook een deel van de ad informandum gevoegde feiten door verdachte alleen is begaan. Op grond van deze omstandigheden ziet hof in het door de raadsman aangevoerde geen enkele aanleiding tot strafvermindering.
Het hof rekent verdachte voorts zwaar aan dat hij de overvallen heeft gepleegd, terwijl hij reeds eerder een langdurige gevangenisstraf terzake van door hem gepleegde overvallen had ondergaan. Het hof zal dan ook de recidive ten nadele van verdachte meewegen.
Tegenover het vorenoverwogene staat dat het hof voor wat betreft het sub 1 telastegelegde, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, het geweldselement niet bewezen acht.
Op grond van het vorenstaande, waarbij het hof tevens rekening houdt met de ad informandum gevoegde feiten - met uitzondering van het sub 4 ad informandum gevoegde feit -, is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren als passend moet worden aangemerkt.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 56, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld sub 1, sub 2 en sub 3 telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld sub 1, sub 2 en sub 3 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
- Dit arrest -
Dit arrest is aldus gewezen door mrs Kalsbeek, raadsheer, als voorzitter, Pruiksma, vice?president en Van Zant, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Pullens als griffier, zijnde mr Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
type: SP