ECLI:NL:GHLEE:2001:ZJ0137

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2001
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
WAHV 00-00310
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Vellinga
  • Kalsbeek
  • Huisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens overtreding verkeersregels

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 4 april 2001 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter te Dordrecht van 28 juni 2000. De betrokkene, die in beroep was gegaan tegen een administratieve sanctie van fl 180,= opgelegd voor het niet rechts houden op een weg, stelde dat zijn gedrag geen gevaarlijke situatie had veroorzaakt. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, maar het hof oordeelde anders.

De betrokkene had op 15 november 1999 met een motorvoertuig op twee wielen over de weghelft voor tegemoetkomend verkeer gereden langs een stilstaande file. De gedraging werd gekwalificeerd onder feitcode R303, die verwijst naar artikel 3 lid 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, dat bestuurders verplicht zoveel mogelijk rechts te houden. Het hof overwoog dat de gedraging van de betrokkene niet kon worden aangemerkt als een overtreding van dit gebod, omdat het artikel niet van toepassing is op bijzondere manoeuvres zoals inhalen.

Het hof concludeerde dat de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie vernietigd moesten worden, omdat de inleidende beschikking niet was gebaseerd op een in artikel 2 lid 1 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) bedoelde gedraging. Het hof bepaalde tevens dat het bedrag dat door de betrokkene was gestort ter zekerheid aan hem moest worden gerestitueerd.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van verkeersgedragingen in relatie tot de geldende verkeersregels en de toepassing van administratieve sancties.

Uitspraak

WAHV 00/00310
4 april 2001
CJIB 30628446
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Dordrecht
van 28 juni 2000
betreffende
[naam] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Dordrecht ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,= opgelegd ter zake van “niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg“, feitcode R303, welke gedraging zou zijn verricht op 15 november 1999 op de N214 in de gemeente Graafstroom.
3.2. De betrokkene voert aan, zakelijk weergegeven, dat zijn gedrag, gelet op de breedte van de weg en zijn positie op de as van de weg, niet heeft geleid tot een gevaarlijke situatie en dat ten onrechte geen rekening is gehouden met deze door hem aangevoerde omstandigheden.
3.3. Blijkens de in het zaakoverzicht opgenomen toelichting van de verbalisant bestond de gedraging van de betrokkene hierin, dat de betrokkene over de weghelft bestemd voor het tegemoet komend verkeer langs een stilstaande file reed, en wel met een motorvoertuig op twee wielen, en dat tegenliggers naar rechts moesten uitwijken om een botsing te vermijden.
3.4. Met het oog op de vraag of betrokkene dusdoende de gedraging heeft verricht met feitcode R 303 als hiervoor weergegeven, is het volgende van belang. De gedraging met feitcode R303 verwijst onder het hoofd “overtreden artikel” naar artikel 3 lid 1 RVV 1990. Dit artikel luidt: “Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden”.
3.5. Gelet op de systematiek van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 en van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (Besluit van 4 mei 1966, Staatsblad 1966, nr. 181), waarvan het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 zoals blijkt uit de Nota van toelichting een herschikking vormt, maar dan in een overzichtelijke vorm en eenvoudiger van aard, heeft art. 3 RVV1990 betrekking op het normale gebruik van de weg door alle soorten weggebruikers, doch niet op het verrichten van bijzondere manoeuvres, zoals inhalen.
3.6. Uit het hiervoor overwogene vloeit voort, dat de gedraging van de betrokkene niet kan gelden als overtreding van het gebod van artikel 3 lid 1 RVV 1990. De bijlage als bedoeld in artikel 2 lid 1 WAHV bevat ook niet een andere gedraging waaronder het gedrag van de betrokkene valt te rubriceren. Derhalve is de inleidende beschikking niet gebaseerd op een in artikel 2 lid 1 WAHV bedoelde gedraging.
3.7. Het vorenoverwogene brengt mee, dat de beslissing van de kantonrechter, de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking dienen te worden vernietigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 17 maart 2000, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nr. 30628446 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van art. 11 WAHV tot zekerheid is gesteld aan deze door de griffier van het kantongerecht wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mrs Vellinga, vice-president, als voorzitter, Kalsbeek en Huisman, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Hiemstra, als griffier.