ECLI:NL:GHLEE:2002:AD9004

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 193/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag belasting van personenauto's en boete opgelegd aan belanghebbende

Op 1 februari 2002 deed het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak in een zaak betreffende een naheffingsaanslag belasting van personenauto's, opgelegd aan mevr. X. De naheffingsaanslag, gedateerd 27 juli 2000, bedroeg f 29.392,--, met een bijkomende boete van f 7.348,--. De inspecteur van de Belastingdienst had de boete bij de uitspraak op bezwaar geheel kwijtgescholden. Mevr. X had bezwaar aangetekend tegen de naheffingsaanslag, maar dit werd afgewezen door de inspecteur op 7 februari 2001. Hierop volgde een beroepschrift bij het hof op 13 maart 2001, waarna een verweerschrift van de inspecteur op 4 mei 2001 werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 oktober 2001, waarbij zowel de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.

Het hof stelde vast dat de belanghebbende op 21 juni 2000 tijdens een controle op de openbare weg werd aangetroffen in een Nissan Patrol, die niet voldeed aan de eisen om als bestelauto te worden aangemerkt. De auto had geen tussenschot achter de voorstoelen en de achterbank was niet bij de aankoop geleverd, maar later door de belanghebbende zelf toegevoegd. Het hof oordeelde dat de belanghebbende had moeten beseffen dat deze aanpassingen de status van de auto als bestelauto teniet deden. De belanghebbende voerde aan dat zij de auto later weer in de oorspronkelijke staat had gebracht, maar het hof oordeelde dat er geen beleid was dat dit zou toestaan om een naheffingsaanslag te ontlopen.

Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep van de belanghebbende ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 6 februari 2002 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr: 193/01 1 februari 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van
mevr. X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane district Groningen (: de inspec-teur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar nagenoemde opgelegde naheffingsaanslag belasting van personenauto's.
1. Het procesverloop
1.1. Belanghebbende werd bij naheffingsaanslag nummer D563000000000BPM d.d. 27 juli 2000 aangeslagen in de belasting van personenauto's.
1.2. Op het tijdig ingediende bezwaarschrift van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 7 februari 2001 het bezwaar afgewezen. De inspecteur heeft de opgelegde boete bij de uitspraak op bezwaar geheel kwijtgescholden.
1.3. Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een op 13 maart 2001 bij het hof binnengekomen beroepschrift (met een bijlage).
1.4. Op 4 mei 2001 is een verweerschrift van de inspecteur binnengekomen.
1.5. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 oktober 2001, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de inspecteur, vergezeld van mw. mr A.
1.6. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.7. Het hof heeft in deze zaak op 22 oktober 2001 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 5 november 2001, aan partijen is verzonden.
1.8. Bij een op 23 november 2001 binnengekomen brief heeft belanghebbende verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.9. De belanghebbende heeft het verschuldigde griffierecht op 24 december 2001 voldaan.
2. De feiten.
2.1 Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.2 Belanghebbende werd op 21 juni 2000 tijdens een controle aangetroffen op de openbare weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994 (Sewei te Joure). Zij reed in een Nissan Patrol GR 3.0 DI Turbo, voorzien van het kenteken 00-YY-YY Dit betrof een zogenaamd grijs kenteken.
2.3 De auto voldeed op dat moment niet aan de eisen van artikel 3, lid 3, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (: Wet BPM) om als bestelauto te kunnen worden aangemerkt en wel in het bijzonder niet aan de eisen van artikel 3, lid 3, aanhef en letter b, Wet BPM.
2.4 Er was onder meer geen tussenschot aanwezig achter de voorstoelen en er was een achterbank met scharnieren aan de laadvloer bevestigd, waardoor deze laadvloer niet meer vlak was. De achterbank was niet bij de koop van de auto geleverd, maar belanghebbende had deze later zelf gekocht. Het tussenschot had zij er zelf uitgehaald.
2.5 Naar aanleiding van de controle werd aan belanghebbende een naheffingsaanslag met dagtekening 27 juli 2000 opgelegd van
f 29.392,-- aan belasting van personenauto's. Voorts werd daarbij een boete van f 7.348,-- opgelegd. De inspecteur heeft de boete bij de uitspraak op bezwaar geheel kwijtgescholden.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de in punt 2.5 genoemde naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.3. Voor een meer uitvoerige uiteenzetting van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken. Ter zitting zijn geen nadere gronden aangevoerd.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1. Belanghebbende voert als eerste grief aan dat zij niet op de hoogte was van de wetgeving in deze zaak. Naar het oordeel van het Hof had zij echter moeten beseffen dat het weghalen van het tussenschot en het bevestigen van een bank met scharnieren aan de laadvloer de status van haar auto als bestelauto teniet zou kunnen doen. Het gaat hier immers om essentiële veranderingen en niet om kleinigheden.
4.2. Belanghebbende heeft als tweede grief aangevoerd dat zij haar auto later weer in de oorspronkelijke staat heeft gebracht. Zoals de inspecteur onweersproken heeft aangevoerd, is er echter geen beleid dat bij veranderingen als de onderhavige de mogelijkheid wordt geboden om de auto weer in de staat van bestelauto terug te brengen en aldus een naheffingsaanslag te ontlopen. Het Hof is niet gebleken dat een zodanig beleid wel bestaat voor een geval als het onderhavige.
4.3. Gelet op het voorgaande, de feiten en de tekst van de artikelen 1 en 3 van de Wet BPM moet het beroep van belanghebbende ongegrond worden verklaard.
5. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 1 februari 2002 door mr Pruiksma , vice-president, voorzitter, mrs Huiskes en en Fransen, raadsheren, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 6 februari 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.