ECLI:NL:GHLEE:2002:AD9274

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 1124/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Pruiksma
  • L. Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak X BV

Op 8 februari 2002 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij X BV in verzet kwam tegen een eerdere uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 11 januari 2002. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het jaar 1999, opgelegd door het hoofd van de eenheid grote ondernemingen van de belastingdienst te Haren. De gemachtigde van X BV had het beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 18 december 2001, terwijl de uitspraak van het hoofd gedateerd was op 5 november 2001. Dit betekent dat het beroepschrift niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes weken was ingediend.

In het verzetschrift dat op 21 januari 2002 is ingekomen, stelde de gemachtigde dat de vertraging te wijten was aan de ziekte van zijn vrouw, waardoor hij niet in staat was om tijdig te handelen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die tot de vertraging hebben geleid, niet aan de belanghebbende zelf kunnen worden toegeschreven. Hierdoor kon het hof niet oordelen dat X BV redelijkerwijs niet in verzuim was.

Het hof heeft geconcludeerd dat de gemachtigde van belanghebbende niet om een hoorzitting had gevraagd en dat er geen aanleiding was om hem uit eigen beweging te horen. Gezien de feiten en omstandigheden heeft het hof het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door vice-president P. Pruiksma, in tegenwoordigheid van griffier L. Lorist, en ondertekend door beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 1124/01 8 februari 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet namens X BV te Z tegen de uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer van 11 januari 2002.
De belastingkamer heeft voormelde uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid grote ondernemingen van de belastingdienst te Haren (hierna: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het jaar 1999 met aanslagnummer 000000000000000.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van het hoofd, binnen zes weken na de dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van het hoofd behoort.
Vaststaat dat de uitspraak van het hoofd is gedagtekend 5 november 2001 en het beroepschrift ter post is bezorgd op 18 december 2001, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van die uitspraak.
Op grond van die omstandigheid is belanghebbende bij voormelde uitspraak niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep.
Tegen die uitspraak is de gemachtigde van belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift dat is ingekomen op 21 januari 2002.
De gemachtigde van belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
De gemachtigde van belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij te laat het beroepschrift heeft ingediend wegens ziekte van zijn vrouw en dat daardoor een aantal zaken zijn blijven liggen.
Het hof is van oordeel dat de in verzet aangevoerde omstandigheden die tot vertraging bij de indiening van het beroepschrift hebben geleid, niet belanghebbende zelf betreffen, zodat daarin geen grond kan worden gevonden te oordelen dat belanghebbende redelijkerwijs niet geacht kan worden in verzuim te zijn geweest.
Op grond van het vorenstaande dient als volgt te worden beslist:
Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 8 februari 2002 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 13 februari 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.