ECLI:NL:GHLEE:2002:AD9398

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rekestnummer 0100405
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Boon
  • Bloem
  • Laagland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 januari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [naam appellante], geboren op 19 januari 1988. De kinderrechter in de rechtbank te Leeuwarden had eerder op 11 juli 2001 de termijn van de ondertoezichtstelling verlengd en op 28 november 2001 de gezinsvoogdij-instelling gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen in een observatiegroep. De moeder van [appellante] had het ouderlijk gezag, maar heeft niet gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om namens [appellante] in rechte op te treden. Dit leidde tot de vraag of [appellante] zelfstandig hoger beroep kon instellen.

Het hof overwoog dat een minderjarige onbekwaam is en derhalve niet zelfstandig als formele procespartij kan optreden. De belangen van de minderjarige moeten worden vertegenwoordigd door degene onder wiens gezag hij staat. Aangezien de moeder niet van haar bevoegdheid gebruik had gemaakt, kon [appellante] niet worden ontvangen in het hoger beroep. Het hof merkte op dat, indien de belangen van de met het gezag belaste ouder in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzonder curator kan worden benoemd. In dit geval was de raadsman van [appellante] niet benoemd tot bijzonder curator en was hij derhalve niet bevoegd om [appellante] in rechte te vertegenwoordigen.

Het hof concludeerde dat de machtiging tot uithuisplaatsing niet strekte tot een uithuisplaatsing in een gesloten setting en dat de eerder verleende machtiging niet in strijd was met de wet. Uiteindelijk verklaarde het hof [appellante] niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 28 november 2001. De uitspraak werd gedaan door de rechters Boon, Bloem en Laagland, waarbij mr. Boon als vice-president de uitspraak deed in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier Van der Velden.

Uitspraak

Beschikking d.d. 17 januari 2002
Rekestnummer 0100405
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
beschikking in de zaak van
[naam appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna ook te noemen: [appellante],
procureur mr G.B. Dekker,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Friesland,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de gezinsvoogdij-instelling,
niet verschenen.
Belanghebbenden
[naam belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
niet verschenen,
[naam belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de vader,
niet verschenen.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking van 11 juli 2001 heeft de kinderrechter in de rechtbank te Leeuwarden - voor zover hier van belang - de termijn van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam appellante], geboren op 19 januari 1988, laatstelijk verlengd met een jaar, ingaande 15 juli 2001, met handhaving van de Stichting Jeugdbescherming Friesland als gezinsvoogdij-instelling.
Bij beschikking van 28 november 2001 heeft de kinderrechter de gezinsvoogdij-instelling gemachtigd om voornoemde minderjarige uit huis te plaatsen in een observatiegroep te [vestigingsplaats], ingaande 28 november 2001 tot 15 juli 2002.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 12 december 2001, heeft [appellante] verzocht:
- primair de beschikking van 28 november 2001 te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat [appellante] bij haar moeder feitelijk mag verblijven alwaar zij de nodige begeleiding krijgt van de gezinsvoogdij-instelling middels nader te maken afspraken en/of onderzoek;
- subsidiair de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een observatiegroep te [vestigingsplaats] in te korten tot 22 februari 2002.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken.
Ter zitting van 17 januari 2002 is de zaak behandeld.
De beoordeling
1. De minderjarige [naam appellante], geboren op 19 januari 1988, thans dertien jaar oud, heeft zelfstandig hoger beroep ingesteld tegen de beschikking d.d. 28 november 2001.
2. Als uitgangspunt geldt dat een minderjarige onbekwaam is en derhalve niet bevoegd is zelfstandig als formele procespartij op te treden en hoger beroep in te stellen.
3. De minderjarige wordt in rechte vertegenwoordigd door degene onder wiens gezag hij staat.
4. Vaststaat dat de moeder, die alleen het ouderlijk gezag heeft over [appellante], niet van voormelde bevoegdheid om namens [appellante] in rechte op te treden gebruik heeft gemaakt.
5. Indien de belangen van de met het gezag belaste ouder in strijd zijn met die van de minderjarige kan de kantonrechter een bijzonder curator benoemen om de minderjarige in rechte te vertegenwoordigen.
6. De raadsman van [appellante] is niet benoemd tot bijzonder curator op grond van artikel 1:250 BW en derhalve niet bevoegd om [appellante] in rechte te vertegenwoordigen.
7. Voorts kan in een geval waarin een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten setting wordt verzocht op grond van artikel 1:261 lid 3 BW een raadsman aan de minderjarige worden toevoegd om ten processe te kunnen optreden.
8. De bij beschikking van 28 november 2001 verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] strekt niet tot een uithuisplaatsing in een gesloten setting op grond van artikel 1:261 lid 3 BW.
9. Het hof merkt tenslotte op dat artikel 503 Sv - anders dan de raadsman meent - gelet op de aard en inhoud van die bepaling geen (analoge) toepassing kan vinden.
10. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat [appellante] niet kan worden ontvangen in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 28 november 2001.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellante] niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van 28 november 2001.
Aldus gegeven door mrs Boon, voorzitter, Bloem en Laagland, raden, en uitgesproken door mr Boon, vice-president, in tegenwoordigheid van Van der Velden als waarnemend griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van donderdag 17 januari 2002.