ECLI:NL:GHLEE:2002:AD9780
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Zwerwer
- Hermans
- Van der Woude
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in ontnemingsvordering na veroordeling wegens overtreding van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 28 februari 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de economische meervoudige kamer van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden. De zaak betreft de ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor een overtreding van artikel 14 (oud) van de Meststoffenwet. De rechtbank had het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft deze beslissing vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het openbaar ministerie opnieuw niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering op basis van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De onderliggende vordering tot ontneming had betrekking op het voordeel dat de veroordeelde had verkregen uit de baten van het bewezenverklaarde feit. Het hof oordeelde dat de officier van justitie zijn vordering had gebaseerd op de voorlopige interne tarieflijst voor overtredingen, wat niet in overeenstemming was met de geldende richtlijnen voor het instellen van ontnemingsvorderingen. Het hof benadrukte dat de richtlijnen van het college van procureurs-generaal bindend zijn voor het openbaar ministerie en dat er geen ruimte is voor beleidsvrijheid in dit geval.
De uitspraak van het hof is van belang voor de toepassing van ontnemingsvorderingen in het strafrecht, vooral in gevallen waar de strafeis is gebaseerd op tarieflijsten. Het hof heeft hiermee een duidelijke lijn getrokken over de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in dergelijke gevallen, wat gevolgen kan hebben voor toekomstige ontnemingsvorderingen.