ECLI:NL:GHLEE:2002:AE0163

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 434/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • M. Haarsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaarschrift en zelfstandigenaftrek in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift en het recht op zelfstandigenaftrek centraal. De belanghebbende, een registeraccountant, had op 12 november 2000 bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De inspecteur had eerder op 2 november 2000 uitspraak gedaan op een eerder bezwaarschrift, waarbij de aanslag was verminderd. De vraag was of het bezwaar van 12 november 2000 ontvankelijk was, gezien het feit dat de inspecteur dit als een tweede bezwaarschrift beschouwde en de belanghebbende niet ontvankelijk verklaarde.

Het hof oordeelt dat de brief van 12 november 2000 moet worden opgevat als een (nader) bezwaar tegen de aanslag. De belanghebbende had in deze brief nieuwe bezwaren aangevoerd en verzocht om correctie van de aanslag. Het hof overweegt dat de belanghebbende, gezien zijn beroep, bekend moet worden geacht met de procesgang in belastingzaken. Het hof concludeert dat de inspecteur terecht heeft geoordeeld dat de belanghebbende niet ontvankelijk was in zijn bezwaar van 12 november 2000, omdat er al een uitspraak was gedaan op het eerdere bezwaarschrift.

De beslissing van het hof is dat het beroep ongegrond wordt verklaard. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. H.H.A. Fransen als voorzitter en M. Haarsma als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 maart 2002.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 434/01 8 maart 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: belanghebbende)
tegen de uitspraak van
het hoofd van de belastingdienst grote ondernemingen Groningen
(: de inspec-teur),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aan-slag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
1. Het procesverloop en de feiten
1.1. De aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1997 met dagtekening 6 oktober 2000 is overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte vastgesteld.
1.2. In de aan de inspecteur gezonden brief met dagtekening 9 oktober 2000 geeft belanghebbende aan dat hij bezwaar maakt tegen voormelde aanslag omdat -kort gezegd- de stakingsvrijstelling niet juist is toegepast.
1.3. Bij de uitspraak van de inspecteur gedateerd 2 november 2000 is de onderhavige aanslag verminderd.
1.4. In de aan de inspecteur gezonden brief met dagtekening 12 november 2000 maakt belanghebbende wederom bezwaar tegen voormelde aanslag. In die brief -kort weergegeven- claimt hij de zelfstandigenaftrek en is hij de mening toegedaan dat een te hoog bedrag aan heffingsrente in rekening is gebracht.
1.5. In de uitspraak van de inspecteur van 11 mei 2001 verklaart de inspecteur belanghebbende niet ontvankelijk in zijn onder 1.4. vermelde bezwaar, omdat het een tweede bezwaarschrift betreft en op het eerder ingediende bezwaarschrift reeds uitspraak is gedaan. De door de inspecteur ambtshalve uitgevoerde inhoudelijke beoordeling leidt niet tot een nadere vermindering van de aanslag.
1.6. Op 20 juni 2001 komt belanghebbende in beroep bij het hof tegen de uitspraak van de inspecteur van 11 mei 2001.
1.7. Bij een op 18 juli 2001bij het hof binnengekomen brief heeft belanghebbende zijn beroep gemotiveerd.
1.8. Op 20 augustus 2001 heeft het hof het verweerschrift van de inspecteur ontvangen.
1.9. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 december 2001, gehouden te Groningen, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de inspecteur.
1.10. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.11. Het hof heeft in deze zaak op 21 december 2001 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 4 januari 2002, aan partijen is verzonden.
1.12. Bij een op 10 januari 2002 binnengekomen brief heeft belanghebbende verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.13. De belanghebbende heeft het verschuldigde griffierecht op 4 februari 2002 voldaan.
2. Het geschil en de standpunten van partijen.
2.1. Te dezen is in geschil het antwoord op de navolgende vragen:
a. is belanghebbende ontvankelijk in zijn bezwaarschrift van 12 november 2000;
b. heeft belanghebbende recht op zelfstandigenaftrek;
c. is belanghebbende te veel heffingsrente in rekening gebracht.
2.2. De belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en de inspecteur ontkennend.
3. De overwegingen omtrent het geschil.
3.1. Gelet op de inhoud van de aan de inspecteur gezonden brief van belanghebbende van 9 oktober 2000, kan dit schrijven niet anders dan een bezwaarschrift gericht tegen de onderhavige aanslag worden opgevat. De inspecteur heeft dan ook terecht uitspraak gedaan op dat bezwaarschrift.
3.2. De aan de inspecteur gestuurde brief van 12 november 2000 dient, gelet op de inhoud van die brief, te worden opgevat als een (nader) bezwaar tegen de opgelegde aanslag. Deze brief kan niet worden aangemerkt als een beroepschrift gericht tegen de uitspraak van 2 november 2000. Immers, in die brief -die is gezonden naar de inspecteur - wordt expliciet gesteld dat het bezwaar is gericht tegen de onderhavige aanslag, worden nieuwe bezwaren tegen die aanslag aangevoerd en wordt de inspecteur verzocht de aanslag te corrigeren. Daarnaast dient te worden bedacht dat van belanghebbende -die van beroep registeraccountant is- mag worden verwacht dat hij tot op zekere hoogte bekend is met de procesgang in belastingzaken.
In dit verband is nog van belang dat gesteld noch gebleken is dat belanghebbende op 12 november 2000 nog geen kennis had genomen van de uitspraak van 2 november 2000. Evenmin is naar voren gekomen dat in de laatstgenoemde uitspraak niet is gewezen op de beroepsmogelijkheid bij het hof.
Doorzending van de brief van 12 november 2000 door de inspecteur aan het hof is alsdan niet aan de orde.
3.3. Onder voormelde omstandigheden heeft de inspecteur belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar met dagtekening 12 november 2000. Aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak komt het hof derhalve niet toe.
3.4. Het gelijk ligt derhalve aan de kant van de inspecteur.
4. De proceskosten.
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing.
Het hof
verklaart het beroep ongegrond;
Gedaan door mr Fransen, raadsheer als voorzitter, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 8 maart 2002.
De griffier, De voorzitter,
M.Haarsma mr H.H.A. Fransen
Op 13 maart 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.