ECLI:NL:GHLEE:2002:AE1024
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.W. Drion
- M. Hiemstra
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en aftrekbaarheid van buitengewone lasten voor levensonderhoud van een dochter
In deze zaak gaat het om een belastingaanslag die belanghebbende heeft ontvangen voor het jaar 1999, waarbij hij werd aangeslagen naar een belastbaar inkomen van ƒ 117.239,--. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur heeft deze gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof Leeuwarden. Tijdens de zitting heeft belanghebbende zijn pleitnota overgelegd, waarin hij betoogde dat de door hem betaalde bedragen voor de ziektekostenverzekering en het collegegeld van zijn dochter als buitengewone lasten in aftrek moesten worden gebracht.
Het Gerechtshof heeft op 21 december 2001 mondeling uitspraak gedaan, maar de inspecteur heeft verzocht om een schriftelijke uitspraak. De zaak draait om de vraag of de door belanghebbende betaalde bedragen voor zijn dochter, die studeerde aan de Universiteit van Maastricht, kunnen worden aangemerkt als buitengewone lasten volgens artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting. Het hof heeft vastgesteld dat belanghebbende de premies en het collegegeld daadwerkelijk heeft betaald en dat deze betalingen zijn gedaan in geld, wat voldoet aan de voorwaarden voor aftrekbaarheid.
Het hof oordeelt dat de uitgaven van belanghebbende voor zijn dochter niet als ondersteuning in natura kunnen worden aangemerkt, maar als uitgaven in geld die aan de dochter zijn gedaan. Het hof heeft de aanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 116.484,-- en de inspecteur veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende. De uitspraak is gedaan op 29 maart 2002 door mr. F.J.W. Drion, in tegenwoordigheid van griffier mr. M. Hiemstra.