ECLI:NL:GHLEE:2002:AE1301

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 750/00
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • prof. mr. Aardema
  • mr. Drion
  • mr. Wolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de heffing van overdrachtsbelasting na verkrijging van onroerende zaken door belanghebbenden

In deze zaak gaat het om een beroep van de heer X en mevrouw X1 tegen de uitspraak van de Inspecteur der registratie en successie te Leeuwarden, die de heffing van overdrachtsbelasting heeft gehandhaafd. De belanghebbenden hebben op 20 juni 2000 onroerende zaken verkregen en hebben bij de registratie van de notariële akte een bedrag van ƒ 76.440,-- aan overdrachtsbelasting voldaan. De inspecteur heeft echter de vrijstelling van overdrachtsbelasting, zoals bedoeld in artikel 15 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, niet toegepast, omdat de belanghebbenden geen beroep op deze vrijstelling hebben gedaan bij de registratie van de akte.

De belanghebbenden hebben bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de inspecteur, maar dit bezwaar is afgewezen. In beroep hebben zij aangevoerd dat de termijn voor het doen van een beroep op de vrijstelling ook in de bezwaar- en beroepsfase zou moeten gelden en dat de beperking in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Het gerechtshof heeft de zaak behandeld op 20 februari 2002, waarbij de gemachtigde van de belanghebbenden en de inspecteur aanwezig waren.

Het hof heeft overwogen dat de voorwaarden voor de vrijstelling, zoals gesteld in artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer, niet zijn nageleefd. De belanghebbenden hebben bij de registratie van de akte geen beroep gedaan op de vrijstelling en hebben ook geen relevante gegevens verstrekt. Het hof concludeert dat de inspecteur terecht de vrijstelling niet heeft toegepast en verklaart het beroep ongegrond. De proceskosten worden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig acht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 750/00 5 april 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X en mevrouw X1 te Z tegen de uitspraak van de Inspecteur der registratie en successie te Leeuwarden (: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbenden tegen het bedrag dat als overdrachtsbelasting door hen op aangifte is voldaan.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Belanghebbenden hebben bij notariële akte d.d. 20 juni 2000 onroerende zaken geleverd gekregen. Ter zake van deze verkrijging hebben belanghebbenden, bij het aanbieden van genoemde notariële akte ter registratie, een bedrag van in totaal ƒ 76.440,-- aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.
1.2 Op het tijdig door de belanghebbenden (alsmede de heer A en mevrouw A1) ingediende bezwaar heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 19 september 2000 de heffing gehandhaafd.
1.3 Belanghebbenden zijn tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 28 september 2000 bij het gerechtshof te Arnhem is ingekomen. Na doorzending is dit beroepschrift op 2 oktober 2000 bij dit gerechtshof ingekomen. Bij brief, ingekomen op 1 november 2000, hebben belanghebbenden hun beroepschrift aangevuld.
1.4 Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft het gerechtshof belanghebbenden toegestaan een conclusie van repliek in te zenden, welke conclusie van repliek ter 's hofs griffie is ingekomen op 21 maart 2001 en waarvan een afschrift werd gezonden aan de inspecteur.
1.5 De inspecteur heeft vervolgens een conclusie van dupliek (met bijlagen) ingezonden, welke conclusie van dupliek ter 's hofs griffie is ingekomen op 5 april en waarvan een afschrift werd gezonden aan de gemachtigde van belanghebbenden.
1.6 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 20 februari 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbenden, mr. B, vergezeld door mevrouw C, alsmede de inspecteur.
1.7 Ter voormelde zitting heeft de gemachtigde van belanghebbenden de door hem ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd. De inspecteur heeft geen bezwaar tegen overlegging van de tot de bij de pleitnota behorende bijlage.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Vanaf 1 januari 1994 oefenden de heer A, mevrouw A1 en belanghebbenden gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening in de vorm van een maatschap een kalkoenmestbedrijf uit te Z.
2.2 Per 31 december 1999 hebben de heer A en mevrouw A1 de maatschap opgezegd. Daarbij zijn bij notariële akte d.d. 20 juni 2000 de tot de maatschap behorende onroerende zaken - welke een verkoopwaarde van ƒ1.274.00,-- vertegenwoordigden - toebedeeld en in eigendom geleverd aan belanghebbenden, die de maatschap hebben voortgezet. Tussen de uittredenden en de belanghebbenden als voortzettende maten bestond geen enkele familierelatie.
2.3 Ter zake van de in punt 2.2 bedoelde verkrijging hebben belanghebbenden bij het aanbieden van voormelde notariële akte ter registratie een bedrag van in totaal ƒ 76.440,-- aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Daarbij is geen beroep op de vrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (: de Wet) gedaan. Evenmin is opgaaf gedaan van de voor de toepassing van deze vrijstelling van belang zijnde gegevens.
2.4 Eerst in zijn op 27 juli 2000 ingediende bezwaarschrift hebben belanghebbenden een beroep gedaan op evenbedoelde vrijstelling. Dit bezwaarschrift is door de inspecteur afgewezen.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of in punt 2.2 bedoelde verkrijging op grond van artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet is vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
3.2 De belanghebbenden zijn van mening dat:
- de in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (: Awb) bedoelde termijn van zes weken eveneens voor een beroep op de vrijstelling ex artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet van toepassing dient te zijn;
- het mogelijk is om eerst in de bezwaar- en beroepsfase een beroep te doen op evenbedoelde vrijstelling ;
- de in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Wet neergelegde beperking in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 26 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
3.3 De inspecteur bestrijdt de standpunten van belanghebbenden.
3.4 Voorts wordt verwezen naar de gedingstukken. Partijen hebben ter zitting hun onderscheidene standpunten gehandhaafd, zonder daartoe overigens nadere gronden te hebben aangevoerd.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Naar luid van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet is onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden van de belasting vrijgesteld de verkrijging door een of meer kinderen, pleegkinderen of kleinkinderen, of hun echtgenoten, van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan een onderneming van de ouder of grootouder, welke wat de bedrijfsvoering betreft, in haar geheel (al dan niet in fasen) door dat kind of die kinderen wordt voortgezet.
4.2 Artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer (: UB) bepaalt dat de in artikel 15 van de wet bedoelde vrijstellingen slechts van toepassing zijn, indien de verkrijger van onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen binnen een maand na de verkrijging aangifte doet en in het aangiftebiljet - dan wel, ingeval aangifte wordt gedaan door het aanbieden van een akte ter registratie, in die akte of in een aan de voet daarvan gestelde, door de verkrijger of namens deze door de notaris of de persoon die de akte heeft opgesteld, ondertekende verklaring - een beroep op de vrijstelling wordt gedaan onder opgaaf van de voor de toepassing van de vrijstelling van belang zijnde gegevens.
4.3 Nu vaststaat dat bij de registratie van de notariële akte geen beroep op de in punt 4.1 genoemde vrijstelling is gedaan en dat evenmin opgaaf is gedaan van de voor de toepassing van deze vrijstelling van belang zijnde gegevens, is het gerechtshof is van oordeel dat te dezen niet is voldaan aan de in artikel 3 van het UB gestelde voorwaarden.
4.4 De stelling van belanghebbenden dat de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn eveneens - in de plaats van de in artikel 3 van het UB gestelde termijn van een maand - voor het doen van een beroep op de onderhavige vrijstelling van toepassing dient te zijn en dat zij derhalve in hun bezwaarschrift tijdig een beroep hebben gedaan op de betreffende vrijstelling, snijdt geen hout. De in artikel 3 van het UB gestelde termijn van een maand maakt immers slechts deel uit van de voorwaarden voor het doen van een beroep op een in artikel 15 van de Wet bedoelde vrijstelling, terwijl de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken uitsluitend ziet op het indienen van een bezwaar- of beroepschrift.
4.5 Het voorgaande leidt reeds tot de conclusie dat de inspecteur de toepassing van de onderhavige vrijstelling terecht achterwege heeft gelaten. De overige standpunten van de belanghebbenden behoeven derhalve geen bespreking meer.
5. Conclusie
Het gelijk is mitsdien aan de zijde van de inspecteur.
6. Proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
7. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 5 april 2002 door prof. mr. Aardema, vice-president, mr. Drion, raadsheer en mr. Wolt, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier mevr. mr. Hiemstra en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 10 april 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.