ECLI:NL:GHLEE:2002:AE2155

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 165/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Drion
  • mr. Huiskes
  • mr. Wolt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 1997

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. Belanghebbende, geboren in 1945, had in de jaren voor 1997 meerdere slagerijen geëxploiteerd, maar deze waren inmiddels gesloten of verkocht. In 1989 kocht hij een bedrijfspand met woning, dat hij tot zijn ondernemingsvermogen rekende. Echter, na het afstoten van zijn slagerijen bleef alleen de verhuur van de onroerende zaak over. De inspecteur van de Belastingdienst stelde dat de verhuur niet meer als ondernemersactiviteit kon worden beschouwd en dat belanghebbende zijn onderneming per 31 december 1997 had gestaakt. Dit leidde tot een aanslag op basis van een belastbaar inkomen van f.113.904,--.

Belanghebbende ging in bezwaar tegen deze aanslag, waarop de inspecteur de aanslag verminderde, maar het standpunt handhaafde dat de waarde van de onroerende zaak bij overbrenging naar het privévermogen f.151.300,-- als boekwinst moest worden aangemerkt. De zaak kwam voor het Gerechtshof Leeuwarden, waar de mondelinge behandeling plaatsvond op 14 maart 2002. Belanghebbende voerde aan dat de waarde van de onroerende zaak bij overbrenging naar het privévermogen lager was dan door de inspecteur gesteld. De inspecteur stelde daarentegen dat de waarde in het economische verkeer f.385.000,-- bedroeg.

Het hof oordeelde dat de inspecteur terecht had gesteld dat belanghebbende zijn onderneming had gestaakt en dat de activa en passiva per 31 december 1997 naar het privévermogen moesten worden overgebracht. Het hof gaf de voorkeur aan de taxatie van de inspecteur en concludeerde dat de waarde van de onroerende zaak bij overbrenging f.385.000,-- was. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 165/01 26 april 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen, vestiging Assen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen voor het jaar 1997.
1. Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende werd voor het jaar 1997 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen aangeslagen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold, (hierna te noemen: de Wet) van f.113.904,--.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 24 februari 2001 de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f.113.904,-- onder toepassing van het bijzonder tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op een bedrag van f.60.842,--.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlage), hetwelk op 27 februari 2001 is ingekomen en hetwelk is aangevuld bij schrijven (met bijlagen) ingekomen op 9 april 2001.
Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 14 maart 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende, zomede de inspecteur die werd vergezeld door A, taxateur onroerende zaken, werkzaam bij de Belastingdienst/Ondernemingen Zwolle, en een stagiaire.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, geboren in 1945, heeft in de jaren voor 1997 meerdere slagerijen geëxploiteerd en gehandeld in vee en vlees. De slagerijen zijn in de loop der jaren gesloten, verkocht of ingebracht in rechtspersonen, waarvan enkele failliet zijn verklaard.
2.2 In 1989 heeft belanghebbende een bedrijfspand met woning gekocht, plaatselijk bekend a-straat 12 te L (nader: de onroerende zaak; in de stukken abusievelijk ook aangeduid met nummer 14). Belanghebbende rekende deze onroerende zaak tot zijn ondernemingsvermogen, hetwelk door de inspecteur is aanvaard. Toen de aanvankelijke plannen tot aanwending van de onroerende zaak in belanghebbendes onderneming wegens geldgebrek geen doorgang konden vinden is de woning als kantoorruimte verhuurd, terwijl ook de bedrijfshallen werden verhuurd. De opbrengsten werden steeds opgenomen in de jaarstukken van belanghebbendes onderneming.
2.3 Na het afstoten van de slagerijen resteerde als eenmanszaak nog de handel in vlees en vleesproducten, alsmede de verhuur van enige inventarisgoederen en vervoermiddelen.
2.4 Bij een in 1997 ingesteld boekenonderzoek betreffende het jaar 1996 bleken belanghebbendes ondernemersactiviteiten nog slechts te bestaan uit de verhuur van de onroerende zaak, de vervoermiddelen (waaronder eigen gebruik van een auto) en inventarisgoederen.
2.5 In belanghebbendes aangifte voor de inkomstenbelasting voor het onderhavige jaar werden de ondernemersactiviteiten omschreven als het verwerven, beheren en verhuren van roerende en onroerende goederen. Handel in vee en/of vlees werd niet genoemd. Inkomsten uit dergelijke handel werden niet vermeld.
2.6 Bij het opleggen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de vorenvermelde verhuur niet meer als ondernemersactiviteit kon worden beschouwd, doch zich afspeelde in de sfeer van vermogensbeheer. De inspecteur is in verband daarmee uitgegaan van staking van de onderneming per ultimo 1997.
2.7 Belanghebbende heeft de inventarisgoederen medio 1998 verkocht aan zijn zoon. Op een daarop betrekking hebbend verzoek om geruisloze doorschuiving heeft de inspecteur negatief beslist.
2.8 Belanghebbende heeft de onroerende zaak op 7 december 2000 aan zijn zoon verkocht voor een bedrag van f.350.000,--.
2.9 Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur, naast enige thans niet in geschil zijnde correcties, ter zake van overbrenging van de onroerende zaak naar het privévermogen een bedrag van f.151.300,-- als boekwinst in aanmerking genomen en het aangegeven belastbare inkomen ad f.4.977,-- verhoogd tot f.113.904,--.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak dit standpunt gehandhaafd doch alsnog op een bedrag groot f.60.842,-- het bijzonder tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet toegepast.
3. Het geschil.
Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag welke waarde aan de onroerende zaak moet worden toegekend bij de overbrenging naar het privévermogen.
4. Het standpunt van belanghebbende.
Namens belanghebbende is - voor zover te dezen van belang, kort samengevat - gesteld in het beroepschrift en mondeling ter zitting:
4.1 Gelet op een taxatierapport van B te M van 27 april 1995, opgemaakt in verband met een financieringsaanvraag, bedroeg op die datum de waarde in vrij te aanvaarden staat f.325.000,-- en de gedwongen onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik f.275.000,--. Met doorberekening van het waardeverloop tussen 26 april 1995 en 31 december 1997 was de waarde op die laatste datum f.312.000,-- maar in elk geval nooit meer dan f.325.000,--.
4.2 Het belastbare inkomen dient derhalve met f.73.000,-- te worden verlaagd.
4.3 Belanghebbende handelt nog steeds in vee en vlees en staat nog steeds bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als ondernemer.
5. Het standpunt van de inspecteur.
De inspecteur heeft daartegenover -voor zover te dezen van belang, kort samengevat- aangevoerd in het verweerschrift en mondeling ter zitting:
5.1 Nu belanghebbende in elk geval per 31 december 1997 geen ondernemer meer was diende de onroerende zaak tegen de waarde in het economische verkeer te worden overgebracht naar het privévermogen.
5.2 Een ambtelijke deskundige heeft de waarde in het economische verkeer één en andermaal bepaald op (afgerond) f.385.000,--.
5.3 De waarde van bedrijfspanden in verhuurde staat is niet doorgaans lager dan de waarde in vrij te aanvaarden staat. Menigmaal is de waarde in verhuurde staat zelfs hoger. In het onderhavige geval zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken, zodat de waarde in vrij te aanvaarden staat en de waarde in verhuurde staat ongeveer aan elkaar gelijk te stellen zijn.
5.4 Gedwongen verkoop is niet aan de orde.
5.5 Indien (subsidiair) de taxatie van B als uitgangspunt moet worden genomen dient de waarde te worden berekend op f.370.000,--.
6. De overwegingen omtrent het geschil.
6.1 Vast staat dat belanghebbende over het jaar 1996 en vervolgens ook over het jaar 1997 bij het doen van aangifte voor de inkomstenbelasting te zijnen laste geen melding maakte van handel in vee en/of vlees. Voor 1997 werden daarbij de activiteiten omschreven als het verwerven, beheren en verhuren van roerende en onroerende goederen.
6.2 Gelet op de omvang van de verhuur (enige inventarisgoederen, de onderhavige onroerende zaak en vervoermiddelen, waaronder eigen gebruik van een auto) en het feit dat niet gebleken is van verwerving van te verhuren zaken, heeft de inspecteur zich, naar 's hofs oordeel, terecht op het standpunt gesteld dat belanghebbende in 1997 zijn onderneming heeft gestaakt.
6.3 Aan dit oordeel doet niet af dat belanghebbende stelt nog steeds te handelen in vee en/of vlees, nu hij daaromtrent op geen enkele wijze van feiten heeft doen blijken. Ook doet aan dit oordeel niet af dat belanghebbende nog steeds bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven als ondernemer, daar niet die registratie maar de zich tonende feiten van doorslaggevende betekenis zijn voor het ondernemerschap.
6.4 De inspecteur heeft de grenzen der redelijkheid niet overschreden door zich op het standpunt te stellen dat de activa en passiva die tot belanghebbendes ondernemingsvermogen behoorden per 31 december 1997 dienen te worden overgebracht naar belanghebbendes privévermogen.
6.5 De inspecteur heeft de waarde van de onroerende zaak overeenkomstig de taxatie van een ambtelijke deskundige gesteld op f.385.000,--. Belanghebbende brengt hiertegen een taxatie-rapport van B in het geding. In dit taxatierapport, uitgebracht ten behoeve van een financieringsaanvraag, wordt uitgegaan van de datum 26 april 1995 en het geeft een waarde aan in vrij te aanvaarden staat.
6.6 Nu de door de inspecteur in geding gebrachte taxatie uitgaat van de datum van overbrenging naar het privévermogen en van de verhuurde staat en de onroerende zaak op 31 december 1997 inderdaad verhuurd was, geeft het hof voorkeur aan deze door de inspecteur ingebrachte taxatie.
6.7 Ingevolge het vorenstaande acht het hof het aannemelijk dat de waarde van de onroerende zaak bij overbrenging naar het privévermogen f.385.000,-- heeft bedragen.
6.8 Het belastbare inkomen is derhalve door de inspecteur niet op een te hoog bedrag vastgesteld, zodat het beroep ongegrond is.
6.9 Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 26 april 2002 door mr. Drion , raadsheer en voorzitter, mr. Huiskes, raadsheer, en mr. Wolt, raadsheer-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Jong-Braaksma en op die dag in het openbaar uitgesproken en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 1 mei 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.