ECLI:NL:GHLEE:2002:AE2161

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 34/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Huiskes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en waardedrukkende invloed van bodemverontreiniging

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Boarnsterhim, waarbij de waarde van een onroerende zaak aan de a-straat 15 te Z is vastgesteld op f. 225.000,- per waardepeildatum 1 januari 1992. De beschikking geldt voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde waarde, maar het hoofd van de afdeling financiën heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.

De mondelinge behandeling vond plaats op 6 maart 2002, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. Het hof heeft de pleitnota van het hoofd in overweging genomen, waarin werd gesteld dat mogelijke saneringskosten voor rekening van de overheid komen. Het hof heeft vastgesteld dat de waarde van de woning per 1 januari 1992 moet worden bepaald, rekening houdend met de omstandigheden die op dat moment bekend waren.

De bodemverontreiniging in de wijk "C" is in 1996 bekend geworden, maar het hof oordeelt dat de verontreiniging geen waardedrukkende invloed van ten minste f. 25.000,- heeft op de waarde van de woning. Belanghebbende heeft niet kunnen aantonen dat de bodemverontreiniging wel degelijk een significante invloed heeft op de waarde. Het hof concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 26 april 2002.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 34-01 26 april 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vierde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling financiën van de gemeente Boarnsterhim (hierna: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem betreffende WOZ-beschikking voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Bij WOZ-beschikking onder nummer 565 gedagtekend 28 februari 1997 (: de beschikking) hebben Burgemeester en wethouders ter uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (: de Wet) de waarde van de onroerende zaak de a-straat 15 te Z (: de woning) per waardepeildatum 1 januari 1992 vastgesteld op f. 225.000,-. De beschikking geldt voor het tijdvak van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.
1.2 Belanghebbende heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de vastgestelde waarde.
1.3 Het hoofd heeft het bezwaar bij uitspraak van 29 november 2000 ongegrond verklaard met handhaving van de vastgestelde waarde.
1.4 Van deze uitspraak is belanghebbende tijdig in beroep gekomen bij het hof.
1.5 Nadat het hoofd zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 6 maart 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren namens het hoofd de heren A en B. Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij belanghebbende op 29 januari 2002 bij aangetekend schrijven naar het in het beroepschrift opgegeven adres heeft uitgenodigd voor de zitting met kennisgeving van plaats, dag en tijd.
1.6 Ter voormelde zitting heeft het hoofd de door hem ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende is sinds 1991 eigenaar van de woning.
2.2 De bodem van de wijk "Ci", waarin de woning is gelegen, is op een aantal plaatsen verontreinigd. De woning ligt in de omgeving van een van de verontreinigde plaatsen. De bodemverontreiniging is in de loop van het jaar 1996 bekend is geworden.
2.3 Volgens een "Verkennend Bodemonderzoek" van D B.V. te L van 9 juni 1999 betreffende de woning is de bovengrond van belanghebbendes perceel licht verontreinigd met zware metalen en PAK. Volgens dit rapport zijn er echter met betrekking tot dit perceel geen actuele risico's als gevolg van de milieuhygiënische bodemkwaliteit aanwezig.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of en zo ja in welke mate, de bodemverontreiniging in de wijk "C" een waardedrukkende factor vormt met betrekking tot de woning.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Het hoofd heeft daaraan ter zitting geen argumenten toegevoegd.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak en verlaging van de vastgestelde waarde van de woning. Het hoofd concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Het hoofd verklaart in de pleitnota dat mogelijke saneringskosten voor rekening van de overheid en niet ten laste van de individuele eigenaar komen. Het hof zal van de juistheid van deze verklaring uitgaan, nu het geen reden heeft hieraan te twijfelen.
4.2 Zoals blijkt uit het bepaalde in de artikelen 17, 18, en 41 van de Wet wordt de waarde bepaald op de waarde die per 1 januari 1992 aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
4.3 Aangezien de beschikking in 1997 is genomen, is artikel 19 van de Wet van toepassing zoals dat artikel in 1997 luidde.
Op grond van dat artikel 19, lid 1, aanhef en letter c, kan een waardevermindering ten gevolge van een na de waardepeildatum gebleken omstandigheid als bodemverontreiniging slechts in aanmerking worden genomen als deze ten minste 5 percent met een minimum van f. 25.000,- dan wel f. 250.000,- of meer bedraagt.
4.4 In het onderhavige geval zijn gelet op voornoemd artikel 19, lid 1, aanhef en letter c, van belang de staat van de woning per 1 januari 1997, omdat de verontreiniging in 1996 bekend is geworden, en de waardepeildatum 1 januari 1992.
4.5 Het hoofd heeft met het door hem als bijlage 8 bij het verweerschrift overgelegde "Overzicht verkoop huizen in C in '96 t/m '99" en het als onderdeel van de pleitnota overgelegde "Overzicht verkoop huizen in C in '96 tot en met sept. '01" aannemelijk gemaakt dat de onderhavige bodemverontreiniging geen waardedrukkende invloed van ten minste f. 25.000,- op de waarde van de woning heeft naar de staat per 1 januari 1997 en de waardepeildatum 1 januari 1992.
4.6 Belanghebbende heeft van zijn kant niet aannemelijk gemaakt dat dit wel zo is.
4.7 Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat het hoofd het bezwaar lang heeft laten liggen alvorens uitspraak te doen. Deze gestelde omstandigheid kan echter niet tot vernietiging van de uitspraak leiden.
4.8 Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 26 april 2002 door mr. J. Huiskes, raadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier mw. mr. M. Hiemstra en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Op 1 mei 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.