ECLI:NL:GHLEE:2002:AE2449
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- Prof. mr. Aardema
- Mr. Drion
- Mr. Wolt
- Rechtspraak.nl
Belastingaanslag en optievergoeding in de inkomstenbelasting
Op 3 mei 2002 deed het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak in een belastingzaak waarbij belanghebbende, X, in beroep ging tegen een beslissing van de inspecteur van de belastingdienst. De zaak betrof de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen van f. 173.098,-- had vastgesteld. Na bezwaar van belanghebbende werd dit bedrag verlaagd tot f. 133.520,--, maar de inspecteur handhaafde zijn standpunt over de optievergoeding van f. 85.107,-- die door belanghebbende niet in zijn aangifte was opgenomen.
De feiten wezen uit dat belanghebbende een onderneming had die hij op 10 januari 1996 had gestaakt. Hij had percelen grond verkocht aan een projectontwikkelaar en ontving hiervoor een optievergoeding. De discussie in de rechtszaak concentreerde zich rond de vraag of deze optievergoeding terecht was meegerekend in het belastbare inkomen. Belanghebbende stelde dat bepaalde percelen niet tot zijn ondernemingsvermogen behoorden en dat de optievergoeding dus niet volledig belast moest worden.
Het hof oordeelde dat de optievergoeding, voor zover deze tot de winst uit onderneming van belanghebbende moest worden gerekend, als nagekomen bedrijfsbate in 1996 moest worden aangemerkt. Het hof volgde de inspecteur in zijn standpunt dat de percelen, ondanks de argumenten van belanghebbende, tot het verplichte ondernemingsvermogen behoorden. De conclusie was dat het beroep van belanghebbende ongegrond werd verklaard, en er werden geen proceskosten aan de inspecteur opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste kwalificatie van activa in de belastingheffing en de gevolgen van de stellingname van belanghebbende in het proces. De beslissing werd op 8 mei 2002 aan beide partijen verzonden.