ECLI:NL:GHLEE:2002:AE2537

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 337/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Huiskes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing achterwaartse verliesverrekening door de belastinginspecteur

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 mei 2002 uitspraak gedaan in een beroep van belanghebbende X tegen de beslissing van de belastinginspecteur inzake achterwaartse verliesverrekening. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de inspecteur, gedateerd 23 januari 2001, waarin werd vastgesteld dat er voor het jaar 1997 geen sprake was van een negatief inkomen, waardoor achterwaartse verliesverrekening niet mogelijk was. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende afgewezen in zijn uitspraak van 20 april 2001.

De mondelinge behandeling vond plaats op 30 januari 2002, waarbij de inspecteur aanwezig was, maar de belanghebbende niet. Het hof had eerder op 13 februari 2002 al mondeling uitspraak gedaan, maar de belanghebbende verzocht om een schriftelijke uitspraak. De zaak draait om de vraag of het inkomen van de belanghebbende voor het jaar 1997 als negatief kan worden aangemerkt, zodat verliesverrekening met de positieve inkomens van de drie voorafgaande jaren mogelijk zou zijn.

Het hof overweegt dat, volgens de geldende wetgeving, een inkomen dat leidt tot een negatief bedrag als verlies wordt aangemerkt en dat dit verlies kan worden verrekend met inkomens van de drie voorafgaande jaren. Echter, het hof bevestigt dat het belastbare wereldinkomen van de belanghebbende voor 1997 positief was, en dat er dus geen basis is voor achterwaartse verliesverrekening. De stelling van de belanghebbende dat het inkomen gesplitst zou moeten worden in een binnenlands deel en een deel uit Duitsland wordt door het hof verworpen, omdat voor de toepassing van de wet alleen het wereldinkomen relevant is.

Uiteindelijk verklaart het hof het beroep ongegrond en ziet het geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is op 15 mei 2002 aangetekend verzonden aan beide partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 337/01 13 mei 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vierde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Groningen, vestiging Veendam (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem afgegeven beschikking betreffende achterwaartse verliesverrekening.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 Aan de belanghebbende werd een beschikking inzake achterwaartse verliesverrekening met als dagtekening 23 januari 2001 afgegeven.
1.2 Op het bezwaar van de belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 20 april 2001 het bezwaar afgewezen.
1.3 Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), hetwelk op 3 mei 2001 is ingekomen.
1.4 Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 30 januari 2002, gehouden te Groningen, alwaar de inspecteur is verschenen. Namens de belanghebbende is - met kennisgeving - niemand verschenen.
1.5 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
1.6 Het hof heeft in deze zaak op 13 februari 2002 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 27 februari 2002, aan partijen is verzonden.
1.7 Bij schrijven ingekomen op 25 maart 2002 heeft belanghebbende op de wijze als bedoeld in artikel 27d van de Algemene wet rijksbelastingen verzocht vorenbedoelde uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
1.8 De griffier heeft belanghebbende bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 29 maart 2002, gewezen op het verschuldigde griffierecht en de belanghebbende heeft vervolgens op 10 april 2002 dat griffierecht voldaan.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Aan de belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 34.230,--. De aanslag betreft, in verband met vermindering van belasting met betrekking tot in Duitsland verworven inkomsten uit arbeid ad ƒ 38.020,--, een zogenaamde nihilaanslag. Het bezwaar van de belanghebbende tegen deze aanslag heeft de inspecteur bij de uitspraak daarop afgewezen. In beroep heeft het gerechtshof te Leeuwarden deze uitspraak op het bezwaar bevestigd (BK 400/99).
2.2 De inspecteur heeft met dagtekening 23 januari 2001 ten aanzien van de belanghebbende op grond van artikel 51a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (: de Wet) juncto artikel 52, eerste lid, van de Wet een beschikking betreffende achterwaartse verliesverrekening (1997 naar de drie voorafgaande jaren) vastgesteld. Bij deze beschikking heeft de inspecteur beslist dat achterwaartse verliesverrekening niet mogelijk is, daar voor het jaar 1997 geen sprake is van een negatief inkomen. Bij de bestreden uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar van de belanghebbende afgewezen.
2.3 De belanghebbende was in 1997 woonachtig in Nederland.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of betreffende het jaar 1997 sprake is van een negatief inkomen, zodat verrekening met de positieve inkomens van de drie voorafgaande kalenderjaren mogelijk is.
3.2 De belanghebbende is van mening dat het inkomen voor het jaar 1997 op een negatief bedrag dient te worden vastgesteld, zodat achterwaartse verliesverrekening mogelijk is.
3.3 Naar het standpunt van de inspecteur kan, nu het inkomen voor het jaar 1997 op een positief bedrag is vastgesteld, achterwaartse verliesverrekening niet plaatsvinden.
3.4 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting zijn geen nadere gronden aangevoerd.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Indien de berekening van een inkomen leidt tot een negatief bedrag, wordt dit ingevolge artikel 51, eerste lid, van de Wet aangemerkt als een verlies. Naar het bepaalde in het tweede lid van voornoemd artikel 51 wordt een verlies verrekend met de inkomens van de drie voorafgaande en de acht volgende kalenderjaren. Op grond van artikel 3 van de Wet wordt ten aanzien van binnenlands belastingplichtigen inkomstenbelasting geheven naar het belastbare (wereld)inkomen.
4.2 Conform de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden met het nummer BK 400/99 bedraagt het belastbare wereldinkomen voor het jaar 1997 van de - in Nederland wonende - belanghebbende
ƒ 34.230,--. Uit genoemde uitspraak leidt het gerechtshof af dat het inkomen van de belanghebbende voor het jaar 1997 eveneens
ƒ 34.230,-- (positief) bedraagt. Nu er geen sprake is van een negatief inkomen betreffende het jaar 1997, heeft de inspecteur in de onderhavige beschikking terecht vermeld dat achterwaartse verliesverrekening (1997 naar de drie voorafgaande jaren) niet mogelijk is. Belanghebbendes stelling dat het inkomen dient te worden gesplitst in een binnenlands deel en een deel dat betrekking heeft op de looninkomsten uit Duitsland snijdt geen hout, daar voor de toepassing van artikel 51 slechts het wereldinkomen relevant is.
4.3 Het gelijk is mitsdien aan de inspecteur.
5. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 13 mei 2002 door mr. J. Huiskes, raadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier mevr. mr. M. Hiemstra en op die dag in het openbaar uitgesproken en ondertekend door voornoemde raadsheer en door voornoemde griffier.
Op 15 mei 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.