ECLI:NL:GHLEE:2002:AE5787
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.H.A. Fransen
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke geschil over investeringsaftrek voor garage en bestrating
In deze zaak gaat het om een belastingrechtelijk geschil tussen de belanghebbende, een ondernemer die samen met zijn echtgenote een snackbar exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende is in 1996 aangeslagen voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 31.771. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag, omdat hij investeringsaftrek wilde claimen voor een garage en bestrating die hij had aangelegd. De inspecteur heeft de aanslag gehandhaafd, wat leidde tot beroep bij het Gerechtshof.
De mondelinge behandeling vond plaats op 15 maart 2002, waarbij de belanghebbende niet aanwezig was. Het hof heeft op 29 maart 2002 in het openbaar uitspraak gedaan. De belanghebbende heeft verzocht om een schriftelijke uitspraak, die op 12 april 2002 aan hem is verzonden. De kern van het geschil is of de garage en de bestrating als ondernemingsvermogen kunnen worden aangemerkt, zodat de belanghebbende recht heeft op investeringsaftrek.
Het hof heeft vastgesteld dat de garage en de bestrating in de context van de privé-woning van de belanghebbende moeten worden gezien. De garage werd voornamelijk gebruikt voor privédoeleinden, zoals het stallen van voertuigen en opslag van niet-zakelijke goederen. Het hof concludeert dat de garage en de bestrating niet als bedrijfsvermogen kunnen worden gekwalificeerd, omdat ze behoren tot het privé-vermogen van de belanghebbende. Hierdoor heeft de belanghebbende geen recht op de gevraagde investeringsaftrek. Het beroep van de belanghebbende is ongegrond verklaard, en de inspecteur heeft terecht de investeringsaftrek onthouden.