ECLI:NL:GHLEE:2002:AE5809
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- A. Bloem
- J. Melssen
- M. van Eck
- A. Streppel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling tussen vader en minderjarige kind na verhuizing naar Zuid-Afrika
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 24 juli 2002, gaat het om een hoger beroep van de man, die verzocht om een omgangsregeling met zijn minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door procureur mr. W.A. Veenstra, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank te Leeuwarden. De vrouw, de geïntimeerde, was niet verschenen en had haar woonplaats in Zuid-Afrika. De man had zijn verzoekschrift gedateerd op 27 november 1998 ingediend, en de rechtbank had zich bevoegd geacht om de zaak te behandelen. De vrouw was op 20 april 2001 naar Zuid-Afrika vertrokken, wat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in deze zaak aan de orde stelde.
Het hof oordeelde dat de bevoegdheid van de rechter in omgangszaken afhankelijk is van het tijdstip waarop de tussenkomst van de rechter wordt ingeroepen. Aangezien de rechtbank zich bevoegd had geacht op het moment van indiening van het verzoek, bleef deze bevoegdheid bestaan, ook al was de situatie sindsdien veranderd. Het hof benadrukte dat het in het belang van het kind is dat er omgang is met de niet met het gezag belaste ouder, en dat dit recht slechts kan worden ontzegd op de gronden zoals beschreven in artikel 1:377a lid 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, concludeerde het hof dat er geen gronden waren om de man de omgang met zijn kind te ontzeggen. Het hof besloot de beschikking van de rechtbank van 7 juli 1999 te vernietigen en stelde een omgangsregeling vast waarbij de man gerechtigd is om zijn kind één weekend per veertien dagen bij zich te ontvangen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof nam kennis van de relevante stukken, waaronder brieven van de raad voor de kinderbescherming.