De beoordeling
1. Nu [appellant] tegen een aantal van de door de president in het bestreden vonnis vastgestelde feiten grieven heeft gericht, zal het hof voor zoveel nodig met het oog op de beslissing van het geding de feiten opnieuw vaststellen.
1.1. [appellant] is eigenaar van een [pand], gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. [appellant] heeft de woning omstreeks april 1997 gekocht van de [voormalige eigenaar] te [woonplaats]. De woning is gebouwd in 1855. De buitenmuren van de woning zijn gefundeerd op een zandlaag en de woning is niet onderheid.
1.2. In juli 2000 heeft de gemeente de [straat] opnieuw bestraat. Hierbij is gebruik gemaakt van klassieke straatklinkers. Op een aantal plaatsen in de weg zijn dwars over de rijrichting smalle stroken aangelegd, door de gemeente aangeduid als "strepen", bestaande uit Chinese basaltkeien. Deze stenen lopen naar de onderkant taps toe. De stenen zijn gestraat in zand. De dichtstbijzijnde strook keien is gelegen op 5,5 meter van het dichtstbijzijnde deel van de woning van [appellant]. In de onmiddellijke nabijheid van de woning bevinden zich nog twee stroken met Chinese basaltkeien.
1.3. De [straat] is de doorgaande weg in [woonplaats]. De weg wordt ook gebruikt door vrachtverkeer en bussen.
1.4. In de woning van [appellant] is op een groot aantal plaatsen sprake van scheurvorming in muren. Voorts hebben zich breuken voorgedaan in onder meer schoorsteenmantel, tegels en schouwen in de woning.
1.5. Wegens verzakking van de stroken, zijn de stroken basaltkeien in maart 2001 deels opnieuw gelegd.
1.6. Vanaf de herbestrating in de zomer van 2000 heeft [appellant] bij de gemeente geklaagd over trillingshinder in zijn woning. In eerste instantie heeft hij hierover telefonisch contact opgenomen. Vervolgens heeft hij brieven geschreven op 27 oktober 2000, 6 november 2000 en 20 november 2000. De laatstgenoemde brief heeft de gemeente doorgezonden aan haar verzekeraar Centraal Beheer; inhoudelijk heeft de gemeente niet gereageerd. Vervolgens heeft [appellant] de gemeente wederom aangeschreven op 27 november 2000, 12 december 2000,
15 februari 2001 en 1 maart 2001.
1.7. Op 26 januari 2001 heeft Centraal Beheer een reactie verzonden aan [appellant]. In het schrijven van Centraal Beheer is aangegeven dat "uit ons onderzoek is gebleken, dat er geen causaal verband bestaat tussen de door het verkeer opgewekte trillingen en de scheurvorming in uw woning". Bijgevoegd is een uitdraai van een door TNO uitgevoerde trillingsberekening. Voorts is vermeld dat "wanneer wij niet binnen zes weken van een door u aangewezen deskundige een weerlegging hebben ontvangen [wij] ons dossier [sluiten]".
1.8. Hierop heeft [appellant] opdracht gegeven aan IFCO Funderingsexpertise Hoorn BV (hierna: IFCO) tot het uitvoeren van trillingsmetingen aan de woning. Deze metingen hebben plaatsgevonden van 7 februari tot 15 februari 2001. In haar rapportage d.d. 15 mei 2001 heeft IFCO vermeld dat tijdens de meetperiode diverse hoge piekwaarden zijn geregistreerd, die overigens de normen uit de Meet- en Beoordelingsrichtlijnen van de Stichting Bouwresearch (hierna: de SBR-richtlijnen) niet overschrijden. Tijdens de bemande meting is gebleken dat de pieken worden veroorzaakt door het passeren van het wegverkeer over de stroken met basaltkeien. Volgens IFCO is het duidelijk dat de schade aan de woning door het vernieuwen van de bestrating is ontstaan.
1.9. Verder heeft [appellant] opdracht gegeven aan KOAC WMD, Instituut voor materiaal- en wegbouwkundigonderzoek BV te Apeldoorn (hierna: Koac) tot het uitvoeren van een beoordeling van de verharding van de [straat] in [woonplaats]. In een rapportage hierover d.d. 28 mei 2001 is vermeld dat (zeker) de basaltkeienstroken dwars op de rijrichting, niet geschikt worden geacht als verharding voor de ter plaatse optredende verkeersbelasting. Als argumenten worden gegeven dat de keien niet in verband zijn gestraat; dat de belasting aan de bovenkant van het oppervlak van de keien groter is dan aan de onderkant; dat de keien niet maatvast zijn; dat van een voegwerking van het zand tussen de keien geen sprake zal zijn, daar het zand door de omgekeerde trechtervorm niet is opgesloten; dat bij vocht in het zandbed het draagvermogen ervan zal afnemen.
1.10. Verder heeft Koac in opdracht van [appellant] een beoordeling uitgevoerd van trillingsoverlast aan zijn woning. Koac heeft daarover op 30 mei 2001 gerapporteerd. Koac komt in haar rapportage onder meer tot de conclusie dat kritische kanttekening zijn te plaatsen bij de door TNO (in opdracht van Centraal Beheer) opgestelde berekening. De conclusie van TNO dat de scheurvorming niet veroorzaakt kan zijn door trillingen, is onvoldoende onderbouwd, aldus Koac. Volgens Koac geven door haar uitgevoerde controleberekeningen aan dat overschrijding van de SBR-richtlijnen voor zowel schade als hinder optreedt, wanneer een lege luchtgeveerde bus passeert met 50 km/u. Tenslotte concludeert Koac dat, "gezien de toestand van de elementenverharding voor herstraten in maart 2001 en ook de op 18 mei 2001 geconstateerde onvlakheden, [er] rekening mee moet worden gehouden dat bij het passeren van zware voertuigen verkeerstrillingen worden gegenereerd die tot schade aan het pand leiden. Bij een reeds door scheurvorming verzwakte constructie zal, zonder adequate maatregelen, verdere toename van de onvlakheid van de wegverharding onvermijdelijk leiden tot verdere schade aan het pand " .
1.11. Aangezien in het rapport van Koac d.d. 30 mei 2001 vraagtekens werden geplaatst bij de door IFCO gemeten trillingssterkte, heeft IFCO opnieuw metingen uitgevoerd. Uit de metingen, neergelegd in een rapportage d.d. 11 juni 2001, blijkt dat bij de keienstroken de gemeten frequenties veel hoger zijn dan normaal voor het wegverkeer is gemeten. Voorts blijkt dat eenmaal een meetwaarde is geregistreerd die bij toetsing aan de SBR-richtlijnen risico op schade zou opleveren.
1.12. Op verzoek van de gemeente heeft TNO in een memorandum d.d. 21 december 2001 gereageerd op de rapportages van IFCO en Koac. Hierin is onder meer vermeld dat de hoog frequente trillingen, die door IFCO zijn gemeten niet veroorzaakt kunnen zijn door wegverkeer. Derhalve kan zettingschade aan de woning door trillingen afkomstig van wegverkeer worden uitgesloten. Voorts is vermeld dat de tweede metingen van IFCO d.d. 11 juni 2001 ruim onder de grens waarden blijven. Geconcludeerd wordt dat de rapportages niet aannemelijk maken dat trillingen afkomstig van wegverkeer schade aan het pand hebben veroorzaakt.
1.13. Tenslotte heeft op verzoek van [appellant], naar aanleiding van het hiervoor aangehaalde memorandum van TNO, Koac het optreden van hoge frequenties gecontroleerd. In het verslag hiervan d.d. 6 maart 2002 is door Koac geconcludeerd dat ter hoogte van de basaltstrook hoge frequenties worden waargenomen, welke niet bij verkeerstrillingen worden verwacht. Overigens zijn de gemeten trillingsniveaus op dit moment niet dusdanig hoog dat de grenswaarden worden overschreden.