ECLI:NL:GHLEE:2002:AE6135

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rolnummer 0100222
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Knijp
  • A. Zuidema
  • J. de Bock
  • R. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door gemeente Boarnsterhim door aanbrengen van Chinese basaltkeien in bestrating nabij woning appellant

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de gemeente Boarnsterhim, naar aanleiding van schade aan zijn woning die zou zijn veroorzaakt door trillingen van passerend verkeer over Chinese basaltkeien in de bestrating van de [straat]. [Appellant] stelt dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door deze keien aan te brengen, wat heeft geleid tot ernstige scheur- en breukvorming in zijn woning. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] eigenaar is van een woning die in 1855 is gebouwd en dat hij deze in 1997 heeft gekocht. Na de herbestrating van de [straat] in de zomer van 2000 heeft hij herhaaldelijk geklaagd over trillingshinder. De gemeente heeft de klachten niet adequaat behandeld en geen inspectie van de woning uitgevoerd.

Het hof heeft verschillende rapportages van deskundigen in overweging genomen, waaronder die van IFCO en Koac, die beide hebben geconcludeerd dat de basaltkeien niet geschikt zijn als wegverharding en dat de trillingen die door het verkeer worden veroorzaakt, schade aan de woning kunnen veroorzaken. De gemeente heeft de conclusies van deze rapportages betwist, maar het hof oordeelt dat de gemeente onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar standpunt te onderbouwen.

Uiteindelijk oordeelt het hof dat er voldoende aannemelijk is dat de schade aan de woning van [appellant] is veroorzaakt door de ongeschikte bestrating. Het hof heeft de gemeente veroordeeld om de basaltkeien te verwijderen en te vervangen door geschikte bestrating, met een dwangsom voor het geval de gemeente hier niet aan voldoet. De kosten van de procedure zijn voor de gemeente, die in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 juli 2002
Rolnummer 0100222
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr P. Van der Sluis,
voor wie gepleit heeft mr L.J.L. Heukels, advocaat te Haarlem,
tegen
de gemeente Boarnsterhim,
zetelende te Grou,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: de gemeente,
procureur: mr J.V. van Ophem, die ook gepleit heeft.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 24 april 2002 van de eerste kamer voor burgerlijke zaken wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge voornoemd tussenarrest heeft [appellant] bij akte producties in het geding gebracht, welke producties overigens alle reeds bekend waren bij partijen aangezien zij deel uit maakten van het dossier in eerste aanleg.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De beoordeling
1. Nu [appellant] tegen een aantal van de door de president in het bestreden vonnis vastgestelde feiten grieven heeft gericht, zal het hof voor zoveel nodig met het oog op de beslissing van het geding de feiten opnieuw vaststellen.
1.1. [appellant] is eigenaar van een [pand], gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. [appellant] heeft de woning omstreeks april 1997 gekocht van de [voormalige eigenaar] te [woonplaats]. De woning is gebouwd in 1855. De buitenmuren van de woning zijn gefundeerd op een zandlaag en de woning is niet onderheid.
1.2. In juli 2000 heeft de gemeente de [straat] opnieuw bestraat. Hierbij is gebruik gemaakt van klassieke straatklinkers. Op een aantal plaatsen in de weg zijn dwars over de rijrichting smalle stroken aangelegd, door de gemeente aangeduid als "strepen", bestaande uit Chinese basaltkeien. Deze stenen lopen naar de onderkant taps toe. De stenen zijn gestraat in zand. De dichtstbijzijnde strook keien is gelegen op 5,5 meter van het dichtstbijzijnde deel van de woning van [appellant]. In de onmiddellijke nabijheid van de woning bevinden zich nog twee stroken met Chinese basaltkeien.
1.3. De [straat] is de doorgaande weg in [woonplaats]. De weg wordt ook gebruikt door vrachtverkeer en bussen.
1.4. In de woning van [appellant] is op een groot aantal plaatsen sprake van scheurvorming in muren. Voorts hebben zich breuken voorgedaan in onder meer schoorsteenmantel, tegels en schouwen in de woning.
1.5. Wegens verzakking van de stroken, zijn de stroken basaltkeien in maart 2001 deels opnieuw gelegd.
1.6. Vanaf de herbestrating in de zomer van 2000 heeft [appellant] bij de gemeente geklaagd over trillingshinder in zijn woning. In eerste instantie heeft hij hierover telefonisch contact opgenomen. Vervolgens heeft hij brieven geschreven op 27 oktober 2000, 6 november 2000 en 20 november 2000. De laatstgenoemde brief heeft de gemeente doorgezonden aan haar verzekeraar Centraal Beheer; inhoudelijk heeft de gemeente niet gereageerd. Vervolgens heeft [appellant] de gemeente wederom aangeschreven op 27 november 2000, 12 december 2000,
15 februari 2001 en 1 maart 2001.
1.7. Op 26 januari 2001 heeft Centraal Beheer een reactie verzonden aan [appellant]. In het schrijven van Centraal Beheer is aangegeven dat "uit ons onderzoek is gebleken, dat er geen causaal verband bestaat tussen de door het verkeer opgewekte trillingen en de scheurvorming in uw woning". Bijgevoegd is een uitdraai van een door TNO uitgevoerde trillingsberekening. Voorts is vermeld dat "wanneer wij niet binnen zes weken van een door u aangewezen deskundige een weerlegging hebben ontvangen [wij] ons dossier [sluiten]".
1.8. Hierop heeft [appellant] opdracht gegeven aan IFCO Funderingsexpertise Hoorn BV (hierna: IFCO) tot het uitvoeren van trillingsmetingen aan de woning. Deze metingen hebben plaatsgevonden van 7 februari tot 15 februari 2001. In haar rapportage d.d. 15 mei 2001 heeft IFCO vermeld dat tijdens de meetperiode diverse hoge piekwaarden zijn geregistreerd, die overigens de normen uit de Meet- en Beoordelingsrichtlijnen van de Stichting Bouwresearch (hierna: de SBR-richtlijnen) niet overschrijden. Tijdens de bemande meting is gebleken dat de pieken worden veroorzaakt door het passeren van het wegverkeer over de stroken met basaltkeien. Volgens IFCO is het duidelijk dat de schade aan de woning door het vernieuwen van de bestrating is ontstaan.
1.9. Verder heeft [appellant] opdracht gegeven aan KOAC WMD, Instituut voor materiaal- en wegbouwkundigonderzoek BV te Apeldoorn (hierna: Koac) tot het uitvoeren van een beoordeling van de verharding van de [straat] in [woonplaats]. In een rapportage hierover d.d. 28 mei 2001 is vermeld dat (zeker) de basaltkeienstroken dwars op de rijrichting, niet geschikt worden geacht als verharding voor de ter plaatse optredende verkeersbelasting. Als argumenten worden gegeven dat de keien niet in verband zijn gestraat; dat de belasting aan de bovenkant van het oppervlak van de keien groter is dan aan de onderkant; dat de keien niet maatvast zijn; dat van een voegwerking van het zand tussen de keien geen sprake zal zijn, daar het zand door de omgekeerde trechtervorm niet is opgesloten; dat bij vocht in het zandbed het draagvermogen ervan zal afnemen.
1.10. Verder heeft Koac in opdracht van [appellant] een beoordeling uitgevoerd van trillingsoverlast aan zijn woning. Koac heeft daarover op 30 mei 2001 gerapporteerd. Koac komt in haar rapportage onder meer tot de conclusie dat kritische kanttekening zijn te plaatsen bij de door TNO (in opdracht van Centraal Beheer) opgestelde berekening. De conclusie van TNO dat de scheurvorming niet veroorzaakt kan zijn door trillingen, is onvoldoende onderbouwd, aldus Koac. Volgens Koac geven door haar uitgevoerde controleberekeningen aan dat overschrijding van de SBR-richtlijnen voor zowel schade als hinder optreedt, wanneer een lege luchtgeveerde bus passeert met 50 km/u. Tenslotte concludeert Koac dat, "gezien de toestand van de elementenverharding voor herstraten in maart 2001 en ook de op 18 mei 2001 geconstateerde onvlakheden, [er] rekening mee moet worden gehouden dat bij het passeren van zware voertuigen verkeerstrillingen worden gegenereerd die tot schade aan het pand leiden. Bij een reeds door scheurvorming verzwakte constructie zal, zonder adequate maatregelen, verdere toename van de onvlakheid van de wegverharding onvermijdelijk leiden tot verdere schade aan het pand " .
1.11. Aangezien in het rapport van Koac d.d. 30 mei 2001 vraagtekens werden geplaatst bij de door IFCO gemeten trillingssterkte, heeft IFCO opnieuw metingen uitgevoerd. Uit de metingen, neergelegd in een rapportage d.d. 11 juni 2001, blijkt dat bij de keienstroken de gemeten frequenties veel hoger zijn dan normaal voor het wegverkeer is gemeten. Voorts blijkt dat eenmaal een meetwaarde is geregistreerd die bij toetsing aan de SBR-richtlijnen risico op schade zou opleveren.
1.12. Op verzoek van de gemeente heeft TNO in een memorandum d.d. 21 december 2001 gereageerd op de rapportages van IFCO en Koac. Hierin is onder meer vermeld dat de hoog frequente trillingen, die door IFCO zijn gemeten niet veroorzaakt kunnen zijn door wegverkeer. Derhalve kan zettingschade aan de woning door trillingen afkomstig van wegverkeer worden uitgesloten. Voorts is vermeld dat de tweede metingen van IFCO d.d. 11 juni 2001 ruim onder de grens waarden blijven. Geconcludeerd wordt dat de rapportages niet aannemelijk maken dat trillingen afkomstig van wegverkeer schade aan het pand hebben veroorzaakt.
1.13. Tenslotte heeft op verzoek van [appellant], naar aanleiding van het hiervoor aangehaalde memorandum van TNO, Koac het optreden van hoge frequenties gecontroleerd. In het verslag hiervan d.d. 6 maart 2002 is door Koac geconcludeerd dat ter hoogte van de basaltstrook hoge frequenties worden waargenomen, welke niet bij verkeerstrillingen worden verwacht. Overigens zijn de gemeten trillingsniveaus op dit moment niet dusdanig hoog dat de grenswaarden worden overschreden.
2. In de onderhavige zaak is aan de orde - in de kern samengevat - of sprake is van onrechtmatig handelen door de gemeente jegens [appellant], door het aanbrengen c.q. het in stand houden van een wegbestrating op de [straat], in de onmiddellijke nabijheid van de woning van [appellant] waarin stroken van Chinese basaltkeien zijn aangebracht. Volgens [appellant] hebben deze stroken ernstige schade toegebracht aan zijn woning c.q. wordt ernstige schade toegebracht door deze stroken, doordat bij passerend verkeer trillingen ontstaan die direct of indirect zettingen hebben veroorzaakt c.q. veroorzaken.
Door de gemeente is met name betwist dat sprake is van causaal verband tussen de aanwezigheid van de stroken basaltkeien en de schade aan de woning.
Het hof overweegt hierover het volgende.
3. Het hof stelt voorop dat naar zijn voorlopig oordeel in voldoende mate aannemelijk is geworden dat in de woning van [appellant] sprake is van ernstige scheur- en breukvorming sinds de herbestrating van de [straat] in de zomer van 2000. Steun hiervoor is te vinden in de door [appellant] in het geding gebrachte verklaringen van [medewerker] van [bouwkundig ontwerpburo] d.d. 28 september 2001; [makelaar] van [makelaardij] d.d. 31 augustus 2001; [verdachtetegenwoordigers] van de [voormalige eigenaar] [woonplaats], voormalig eigenaar van de woning, d.d. 14 juli 2001; [boekhouder], boekhouder van [appellant], d.d. 13 juli 2001; [huishoudelijke hulp], huishoudelijke hulp van [appellant], d.d. 29 augustus 2001 en tenslotte [medewerker onderhouds- en restauratiebedrijf] van [onderhouds- en restauratiebedrijf] d.d. 30 augustus 2001. Uit al deze verklaringen blijkt dat in de jaren voorafgaand aan de herbestrating, geen sprake was van noemenswaardige scheur- of breukvorming in de woning; deze is ontstaan sedert de zomer van 2000. De gemeente heeft deze verklaringen niet gemotiveerd bestreden.
Overigens laat dit onverlet dat in een oude woning als hier aan de orde, sprake kan zijn geweest van eerdere scheurvorming; aannemelijk is voorshands dat deze oude scheurvorming zich in de eerste jaren na de bouw van de woning heeft voorgedaan waarna in de loop van de tijd een evenwicht is ontstaan (vgl. de verklaring van [bouwtechnisch bedrijf] in haar rapportage d.d. 31 mei 2001). Uit de genoemde verklaringen blijkt echter voldoende duidelijk dat de ernstige scheurvorming waarvan thans sprake is, ontstaan is ná de herbestrating van de [straat] . Dat dit het geval is geweest, wordt tenslotte ook bevestigd door de door [appellant] in de periode oktober 2000 tot maart 2001 geschreven klachtbrieven aan de gemeente. De gemeente heeft geen gegevens in het geding gebracht die terzake tot een andere conclusie zouden kunnen leiden.
Het hof merkt hierbij nog op dat de gemeente heeft nagelaten, toen de eerste klachten van [appellant] haar bereikten, zelf de woning te inspecteren. Aldus heeft de gemeente zelf het risico in het leven geroepen dat het precieze verloop van de scheur- en breukvorming sedert de zomer van 2000, mogelijk niet meer is vast te stellen of door haar is te controleren.
4. Voorts acht het hof voorshands dat in voldoende mate is komen vast te staan dat de bewuste Chinese basaltkeien, niet geschikt zijn te achten als wegverharding bij het optreden van verkeersbelasting door bussen en vrachtauto's. Het hof verwijst daartoe naar het gemotiveerde standpunt dat Koac op dit punt heeft ingenomen, als te vinden in de hiervoor in r.o. 1.9 aangehaalde rapportage d.d. 28 mei 2001.
De gemeente heeft dit standpunt niet gemotiveerd bestreden. Opgemerkt zij dat in de van de zijde van de gemeente in het geding gebrachte rapportages van TNO, over de geschiktheid van de Chinese basaltkeien voor het gebruik als hier aan de orde is, niets is te vinden.
Het hof merkt hierbij nog op dat ter zitting door de gemeente is erkend dat de basaltkeien geen stabiel geheel vormen met de overige bestrating. Nadat in maart 2001 de keien opnieuw waren gelegd, zo blijkt uit de Koac-rapportage d.d. 28 mei 2001, zijn in de wielsporen in de stroken verticale vervormingen opgetreden terwijl ter plaatse van de aansluiting van de klinkers op de stroken basaltkeien, kruip optreedt, dat wil zeggen horizontale verplaatsing van de klinkers in de rijrichting. Uit de ter zitting overgelegde foto's blijkt voorts dat in februari 2002 de keien (weer) gedeeltelijk zijn verzakt, terwijl uit deze foto's ook de hiervoor genoemde kruip blijkt. Hierdoor is het, zoals door de gemeente ten pleidooie in hoger beroep gesteld, noodzakelijk dat op korte termijn de stroken keien opnieuw worden gelegd.
5. Verder acht het hof van belang dat uit het Koac rapport van 30 mei 2001 (zie hiervoor r.o. 1.10) naar voren komt dat gezien de toestand van de verhardingen en de daarin geconstateerde onvlakheden, berekeningen aangeven dat sprake is van overschrijdingen van de SBR-richtlijnen voor zowel schade als hinder, en dat bij het passeren van zware voertuigen verkeerstrillingen worden gegenereerd die tot schade aan het pand leiden. Weliswaar is hier tegenover door TNO naar voren gebracht dat de hierbij door Koac gebruikte gegevens van IFCO in twijfel moeten worden getrokken, omdat de hoogfrequente trillingen waarvan IFCO melding maakt, waarschijnlijk niet veroorzaakt zijn door verkeer. Dit omdat van verkeer trillingen worden verwacht met een dominante frequentie rond 13 Hz, terwijl in het rapport van IFCO frequenties blijken van boven de 60 Hz. Uit de naar aanleiding van deze kritiek door Koac uitgevoerde controlemetingen, komt, blijkens haar rapportage van 6 maart 2002 (zie r.o. 1.13) echter naar voren dat bij passerend verkeer ter hoogte van de basaltstrook hoge frequenties optreden. Hieraan doet naar het oordeel van het hof niet af dat de op dat moment gemeten trillingsniveaus niet dusdanig hoog waren, dat de grenswaarde voor schade door zettingen in de fundering wordt overschreden. Ter zitting is namelijk naar voren gekomen dat aannemelijk is dat het tijdsverloop sinds het aanbrengen van de stroken, tot gevolg heeft dat de trillingsfrequentie die aan de woning wordt gemeten, afneemt. Hierbij komt dat de gemeente geen enkele andere mogelijke bron van trillingen heeft aangegeven.
Voorts acht het hof in dit verband van belang dat de gemeente geen eigen meetgegevens heeft geleverd, en niet is gebleken dat zij zich zelf op deugdelijke wijze op de hoogte heeft gesteld van de situatie ter plaatse. Zij heeft volstaan met de constatering dat het uitgesloten is dat de door IFCO gemeten trillingsfrequenties veroorzaakt worden door wegverkeer. Uit het aan dit standpunt ten grondslag liggende memorandum van TNO d.d. 21 december 2001 blijkt niet dat daarbij specifiek aandacht is besteed aan de mogelijkheid dat de Chinese basaltkeien a-typische trillingshinder veroorzaken .
6. In het licht van enerzijds de omstandigheid dat de schade aan de woning is ontstaan na de herbestrating met stroken van Chinese basaltkeien in de zomer van 2000, en anderzijds dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bewuste Chinese basaltkeien ongeschikt zijn als wegverharding in een situatie als de onderhavige, is het hof van oordeel dat, gelet op de door twee verschillende onderzoekbureaus aangetroffen hoogfrequente trillingen in de woning ter hoogte van de basaltstroken bij passerend verkeer, alsmede de conclusie van Koac dat deze trillingen zodanig zijn dat zij tot schade aan de woning kunnen leiden, voorshands in voldoende mate aannemelijk is geworden dat sprake is van causaal verband tussen de wegbestrating met stroken van Chinese basaltkeien, en de scheur- en breukschade aan de woning van [appellant].
Nu het hier gaat om een kort geding, ziet het hof geen aanleiding tot het toestaan van het leveren van tegenbewijs door de gemeente.
7. Gelet op de conclusie van Koac in haar rapportage d.d. 30 mei 2001 dat, zonder adequate maatregelen, verdere toename van de onvlakheid van de wegverharding onvermijdelijk zal leiden tot verdere schade aan het pand, is het hof in het licht van al hetgeen hierboven is overwogen, van oordeel dat [appellant] recht en (een spoedeisend) belang heeft bij toewijzing van zijn vordering tot verwijdering van de Chinese basaltkeien, zoals verwoord in zijn inleidende dagvaarding. Het hof merkt hierbij nog op dat, anders dan de gemeente heeft doen stellen, niet is in te zien dat toewijzing van het gevorderde een definitief karakter zou hebben, en om die reden verdergaat dan hetgeen in kort geding kan worden toegewezen.
Voorts zij aangetekend dat de gemeente niet bereid is gebleken om in onderling overleg tot een aanpassing van de bestrating en/of een nader onderzoek naar de trillingshinder te komen. Al met al is het hof voorshands van oordeel dat het belang van de gemeente bij handhaving van de relevante drie stroken met Chinese basaltkeien, niet opweegt tegen het belang van [appellant] bij verwijdering van die keien en vervanging door een ander soort bestrating. Dit geldt te meer nu het slechts om smalle stroken met een gering oppervlak gaat, terwijl de gemeente de mogelijkheid heeft om de verwijdering van de keien te doen samenvallen met de aangekondigde herbestrating.
8. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof zal de gemeente gelasten om, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag, binnen drie weken na betekening van dit arrest, de drie stroken van Chinese basaltkeien die zich in de onmiddellijke nabijheid van de woning van [appellant] aan de [straat] bevinden, te verwijderen en te vervangen door bestrating die in die zin geschikt is dat zij, anders dan de Chinese keien, geen bovenmatige trillingen veroorzaakt. Het hof zal de dwangsom maximeren op Euro 100.000,-.
9. Uit het voorgaande vloeit voort dat de grieven van [appellant] grotendeels slagen. Voor het overige behoeven zij geen bespreking meer. Als de in het ongelijk te stellen partij zal de gemeente worden veroordeeld in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
Beslist wordt als volgt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis van de president van de rechtbank Leeuwarden van 28 juni 2001;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de gemeente Boarnsterhim om de drie stroken van Chinese basaltkeien die zijn aangebracht in de bestrating van de [straat] te [woonplaats] in de onmiddellijke nabijheid van de woning van [appellant], geheel te verwijderen en te vervangen door daartoe wel geschikte bestrating - met inachtneming van hetgeen hierover is overwogen in r.o. 8, dit alles binnen drie weken na betekening van dit arrest, zulks op verbeurte van een dwangsom van Euro 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de gemeente met de naleving hiervan in gebreke blijft, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van Euro 100.000,-;
veroordeelt de gemeente in de kosten van de procedure in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant]:
in eerste aanleg op Euro 223,51 (ƒ 492,55) aan verschotten en Euro 703,36 (ƒ 1.550,-) aan salaris voor de procureur, in hoger beroep op Euro 254,91 (ƒ 561,75) aan verschotten en Euro 2.314,28 (ƒ 5.100,-) aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zuidema en De Bock, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 24 juli 2002.