ECLI:NL:GHLEE:2002:AE6283
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.S. Pruiksma
- M. Hiemstra
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de a-kade 13 te Z, door de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op ƒ 219.000,-- per 1 januari 1999, welke waarde door de belanghebbende werd betwist. De belanghebbende stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een waarde van ƒ 145.000,--. De heffingsambtenaar handhaafde zijn eerdere beslissing na een bezwaar van de belanghebbende, die op 25 september 2001 was afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 juni 2002, waarbij zowel de belanghebbende als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
Het Gerechtshof te Leeuwarden overwoog dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de waarde die zou gelden indien de volle en onbezwaarde eigendom zou kunnen worden overgedragen. De heffingsambtenaar had ter onderbouwing van zijn waarde drie vergelijkingspercelen aangedragen, die volgens het hof een redelijke afspiegeling van de markt vormden. De verschillen tussen de vergelijkingspercelen en de onroerende zaak van de belanghebbende waren niet van zodanige aard dat deze niet bruikbaar waren voor de waardebepaling.
Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar in zijn bewijslast was geslaagd en dat de stelling van de belanghebbende over erfpachtgrond niet relevant was voor de waardevaststelling. De wet biedt geen ruimte om rekening te houden met de financiële gevolgen voor de belanghebbende. Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 2 augustus 2002 door vice-president mr. H.S. Pruiksma, in tegenwoordigheid van griffier mevr. mr. M. Hiemstra.