ECLI:NL:GHLEE:2002:AE6288

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 501/02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Pruiksma
  • L. Lorist
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 augustus 2002 uitspraak gedaan in een verzet tegen een beschikking van de voorzitter van de belastingkamer. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een uitspraak van de directeur van de sector middelen van de gemeente Skarsterland, die op 14 januari 2002 was gedateerd. De belanghebbende stelde dat hij pas op 18 januari 2002 kennis had genomen van de uitspraak, en dat de termijn voor het indienen van beroep pas op dat moment was begonnen te lopen. Het hof oordeelde echter dat de verzenddatum van de uitspraak op het bezwaarschrift, 15 januari 2002, bepalend was voor de aanvang van de beroepstermijn. De belanghebbende had zijn beroepschrift pas op 27 februari 2002 ter post bezorgd, wat buiten de termijn van zes weken viel. Het hof verklaarde het verzet ongegrond, omdat de termijn niet in acht was genomen. De uitspraak werd op 7 augustus 2002 aangetekend verzonden aan beide partijen. De zaak benadrukt het belang van de juiste berekening van beroepstermijnen in belastingzaken, waarbij de datum van terpostbezorging cruciaal is voor de ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UIT-SPRAAK
Nr. 501/02 2 augustus 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 15 maart 2002.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uit-spraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van de directeur van de sector middelen van de gemeente Skarsterland te Joure (hierna: de directeur), gedaan op het bezwaarschrift van de be-lang-hebbende tegen de te zijn aanzien genomen beschikking als bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de directeur, binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij het gerechtshof.
De uitspraak van de directeur is gedagtekend 14 januari 2002 en het beroepschrift is ter post bezorgd op 27 februari 2002, derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak. Om deze reden heeft de voorzitter bij beschikking van 15 maart 2002 de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Tegen deze beschikking is de belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzet-schrift dat is ingediend op 22 april 2002. De directeur heeft hierop schriftelijk gereageerd. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat in een begeleidend schrijven bij de uitspraak op het bezwaarschrift stond vermeld dat hij binnen zes weken na terpostbezorging in beroep kon komen. Daar de uitspraak op het bezwaarschrift bij hem op 18 januari 2002 ter post is bezorgd is hij van mening dat dit binnen de termijn van zes weken is na 14 januari 2002.
Het hof is van oordeel dat, nu op de uitspraak op het bezwaarschrift een verzenddatum van 15 januari 2002 staat vermeld, de beroepstermijn op die dag is beginnen te lopen.
Het beroep had derhalve op of voor 26 februari 2002 ter post moeten zijn gedaan.
De termijn van zes weken is derhalve niet in acht genomen.
Belanghebbendes mening dat de uitspraak op het bezwaarschrift hem pas op 18 januari 2002 heeft bereikt en dat, volgens hem, toen pas de termijn is gaan lopen, is niet van belang.
Van belang is de terpostbezorging, in dit geval derhalve 15 januari 2002.
Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist:
Het hof verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 2 augustus 2002 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoor--
digheid van de griffier Lorist en onderte-kend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Op 7 augustus 2002 afschrift
aangetekend verzonden aan bei-de
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.