ECLI:NL:GHLEE:2002:AE7575

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000262-02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Kalsbeek
  • Van den Bergh
  • Zwinkels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Groningen inzake meervoudige diefstal met geweld en bedreiging

Op 12 september 2002 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, waarbij de verdachte was veroordeeld voor meerdere diefstallen met geweld en bedreiging. De zaak betreft een reeks van gewelddadige overvallen die plaatsvonden in Groningen, waarbij de verdachte samen met anderen slachtoffers bedreigde met wapens en hen dwong tot afgifte van geld en goederen. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen, en afpersing. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een korte periode schuldig heeft gemaakt aan vier strafbare feiten, die samen een ernstige bedreiging vormden voor de slachtoffers en de samenleving. Het hof heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

De verdachte, die al eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, kreeg een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd. Het hof oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij niet eenvoudig genoeg was voor behandeling in het strafgeding en verklaarde deze niet ontvankelijk, met de mogelijkheid om de vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de hem ten laste gelegde feiten, waarbij de bewezenverklaring en de strafbaarheid werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van normhandhaving en de bescherming van de maatschappij tegen dergelijk gewelddadig gedrag.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000262-02
Arrest d.d. 12 september 2002 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 7 maart 2002 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. Noord, HvB Groningen,
Helperlinie 2 9722 AZ Groningen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. F.H. Kappelhof, advocaat te Delfzijl.
Het vonnis waarvan beroep.
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De verdachte is d.d. 14 maart 2002 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 29 augustus 2002 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging.
Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding.
Het hof leest onder 1, regel 11 "gegaan", regel 14 "Geef of, op ik schiet", onder 3, regel 6 "die [slachtoffer 3]" en onder 4, regel 27 en 28 "woning van die [slachtoffer 3]" verbeterd in respectievelijk "is gegaan", "Geef op, of ik schiet", "[slachtoffer 3]" en "woning van [slachtoffer 3]", zijnde hier sprake van kennelijke misslagen, door verbeterde lezing waarvan verdachte niet in zijn -door de dagvaarding beschermde- belang kan zijn geschaad.
Bewezenverklaring.
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat
1:
hij op 9 november 2001 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en cocaïne en telefoons toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen, in de woning van die [slachtoffer 1] is gegaan en die [slachtoffer 1] heeft beetgepakt en vastgehouden en messen heeft getoond en heeft toegevoegd de woorden: "Geef geld, anders maak ik je gewoon dood" en "Geef op, of ik schiet", en kleding van die [slachtoffer 1] heeft gefouilleerd.
2:
hij in augustus 2001 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en weed, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader die [slachtoffer 2] messen heeft getoond en die [slachtoffer 2] heeft gedwongen zijn zakken te legen en zich (deels) uit te kleden.
3:
hij omstreeks maart 2001 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en harddrugs en een mobiele telefoon, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders in de woning van die [slachtoffer 3] is gegaan en een hand in de zak heeft gehouden op zodanige wijze dat bij die [slachtoffer 3] de indruk ontstond dat daarin een vuurwapen werd gehouden en (daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Wie opstaat die schiet ik" en die [slachtoffer 3] een mes heeft getoond.
4:
hij in augustus 2001 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders in de woning van die [slachtoffer 3] is gegaan en een hand in de zak heeft gehouden op zodanige wijze dat bij die [slachtoffer 3] de indruk ontstond dat daarin een vuurwapen werd gehouden en die [slachtoffer 3] een mes heeft getoond
en
hij in augustus 2001 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een gouden horloge en ring en oorbellen, toebehorende aan die [slachtoffer 4], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders in de woning van [slachtoffer 3] is gegaan en een hand in de zak heeft gehouden op zodanige wijze dat bij die [slachtoffer 4] de indruk ontstond dat daarin een vuurwapen werd gehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op het misdrijf:
onder 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
3:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4:
de voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte ter zake van de onder 1, 2 primair, 3 en 4 telastegelegde - en door de rechtbank bewezenverklaarde - feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Verdachte is tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Ter terechtzitting van 29 augustus heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte wederom zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep - op basis van een bewezenverklaring ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 telastegelegde - de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met zijn mededader(s) in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten, die - in samenhang beschouwd - voor de direct betrokkenen en de samenleving zo verontrustend zijn, dat alleen een vrijheidsstraf van lange duur in aanmerking komt.
Het hof tilt zeer zwaar aan de bewezenverklaarde feiten. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan in vereniging plegen van berovingen, die gepaard gingen met (geweld en) bedreiging met geweld. Deze feiten hebben zich afgespeeld in het milieu van drugshandelaren en -gebruikers. Hoewel in dit milieu mogelijk andere omgangsvormen en gebruiken gelden dan daarbuiten, is het gebruik van geweld en het (dreigende) gebruik van wapens om de slachtoffers te intimideren niet te toleren.
Verdachte en zijn mededader(s) hebben daarbij de persoonlijke veiligheid en vrijheid van de slachtoffers in ernstige mate aangetast. Het hof heeft tevens in het bijzonder laten meewegen dat verdachte het initiatief heeft genomen bij de bewezenverklaarde overvallen, waarbij hij steeds een belangrijk aandeel in de gewelddadigheden had.
Het hof rekent verdachte zwaar aan dat - blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst te Almelo van 27 juni 2002 - verdachte ondanks veroordelingen tot langdurige vrijheidsstraffen, laatstelijk tot 6 jaren, ter zake van soortgelijke strafbare feiten, blijft recidiveren. Op grond van het voorgaande bestaat de vrees dat verdachte wederom soortgelijke feiten zal plegen.
Op grond van al het vorenoverwogene - in onderling verband bezien - uit een oogpunt van normhandhaving, ten einde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan een strafbaar feit als het onderhavige schuldig zal maken en om de maatschappij tegen zijn misdadig handelen te beveiligen, is het hof van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd en wel voor de duur van 4 jaren.
Benadeelde partij.
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels wel en deels niet is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient de benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 56, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
wijst de vordering van de benadeelde partij af;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Kalsbeek, voorzitter, Van den Bergh en Zwinkels, in tegenwoordigheid van mr. Bijma als griffier, zijnde mrs. Zwinkels en Bijma voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.