ECLI:NL:GHLEE:2002:AE8624

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 68/02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Wolt, raadsheer-plaatsvervanger
  • De Jong, griffier
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen leges opgelegd voor bouwaanvraag en de rechtsgeldigheid daarvan

Op 4 oktober 2002 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarin de heer X, belanghebbende, in beroep ging tegen een beslissing van het hoofd van de afdeling middelen van de gemeente Franekeradeel. De zaak betreft de leges die aan belanghebbende zijn opgelegd voor een bouwaanvraag die hij had ingediend voor de onroerende zaak aan de a-straat 14 te L. Het hoofd had de leges vastgesteld op ƒ 105,--, welke beslissing door belanghebbende werd betwist.

De procedure begon met een bezwaarschrift van belanghebbende tegen de leges die hem waren opgelegd. Het bezwaar werd ongegrond verklaard door het hoofd op 17 december 2001. Hierop heeft belanghebbende op 8 januari 2002 beroep ingesteld bij het Gerechtshof. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 juli 2002, waarbij belanghebbende aanwezig was, maar het hoofd niet. Het hof heeft op 12 augustus 2002 een mondelinge uitspraak gedaan, waarna belanghebbende verzocht heeft om een schriftelijke uitspraak.

In de uitspraak overweegt het hof dat de leges zijn vastgesteld in overeenstemming met de Legesverordening 1996. Belanghebbende had in 2001 een bouwaanvraag ingediend, maar deze later ingetrokken. Het hof oordeelt dat de redenen van belanghebbende voor het indienen en intrekken van de bouwaanvraag niet afdoen aan de verschuldigdheid van de leges. Het hof verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten.

De beslissing van het hof is dat het beroep ongegrond wordt verklaard, en het hof honoreert niet het beroep van belanghebbende op het gelijkheidsbeginsel, omdat het hoofd aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie van belanghebbende niet gelijk te stellen is aan andere gevallen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK 68/02 4 oktober 2002
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z
(: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling middelen van de gemeente Franekeradeel (: het hoofd), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag ingevolge de Legesverordening 1996 (: de Verordening).
1. Ontstaan en loop van het geding
Ingevolge de Verordening heeft het hoofd het door belanghebbende verschuldigde bedrag aan leges ter zake van de door hem ingediende bouwaanvraag betreffende de onroerende zaak a-straat 14 te L, vastgesteld op ƒ 105,--. Bij de uitspraak waarvan beroep, gedagtekend 17 december 2001, is het bezwaar ongegrond verklaard.
Het beroepschrift (met bijlagen) is op 8 januari 2002 ter griffie van het hof ingekomen. Het hoofd heeft vervolgens op 12 maart 2002 een verweerschrift ingezonden.
De mondelinge behandeling in deze zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 29 juli 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig was belanghebbende. Het hoofd, is met een daartoe strekkend bericht, niet verschenen. Het hof heeft in deze zaak op 12 augustus 2002 in het openbaar mondeling uitspraak gedaan, waarvan het proces-verbaal bij aangetekend schrijven, op 13 augustus 2002, aan partijen is verzonden.
Bij een op 28 augustus 2002 ter griffie ingekomen brief heeft belanghebbende verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daartoe verschuldigde griffierecht is op 16 september 2002 voldaan.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
Belanghebbende is eigenaar van de woning a-straat 14 te L. In 2000 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel (hierna: B. en W.) geconstateerd dat op het terrein bij de woning drie bijgebouwen zijn gebouwd zonder dat daarvoor een bouwvergunning is afgegeven. B. en W. schrijven hierop belanghebbende aan. In de brief van 9 augustus 2001 schrijven zij onder meer: "Om te kunnen beoordelen of de bouwwerken gelegaliseerd zouden kunnen worden, hebben wij u verzocht hiervoor een aanvraag om bouwvergunning in te dienen. U heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid. … Gelet op bovenstaande en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij besloten u een last onder dwangsom op te leggen van ƒ 4.500,-- per week…"
Belanghebbende heeft vervolgens op 31 augustus 2001 alsnog een bouwaanvraag ingediend. Bij brief d.d. 17 oktober 2001 hebben B. en W. aan belanghebbende meegedeeld dat nog steeds sprake is van een illegale situatie en dat zij, indien deze situatie ook op 1 november 2001 nog voortduurt, zullen overgaan tot onder meer het innen van de dwangsom.
Belanghebbende trekt op 16 november 2001 de door hem ingediende bouwaanvraag in.
Voor het in behandeling nemen van een bouwaanvraag door B. en W. zijn op grond van de Legesverordening 1996 (: de Verordening) leges verschuldigd. Het door belanghebbende verschuldigde bedrag aan leges is op grond van de nummers
5.3.1, 5.3.3 en 5.4.2 van de bij de Verordening behorende tarieventabel vastgesteld op ƒ 105,--.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende ter zake van de door hem ingediende en nadien ingetrokken bouwaanvraag leges is verschuldigd.
Belanghebbende is van mening dat hem ten onrechte leges in rekening zijn gebracht. Belanghebbende stelt dat hij na telefonisch overleg op 29 augustus 2001 met een medewerker van de gemeente, ertoe heeft besloten alsnog een bouwaanvraag in te dienen. Belanghebbende voelde zich hiertoe door B. en W. gedwongen. Belanghebbende is voorts van mening dat B. en W., door hun constatering in de brief van 17 oktober 2001 dat de illegale situatie nog immer voortduurt, zich niet hebben gehouden aan hetgeen hij op grond van eerdere brieven had verwacht en hij in voormeld telefoongesprek op 29 augustus 2001 was overeengekomen.
Het hoofd stelt zich op het standpunt dat de heffing van leges in overeenstemming met de verordening is geschied.
Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten van partijen verwijst het hof naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
Het hof is van oordeel dat de leges, waarvan het bedrag op zich zelve niet in geschil is, zijn vastgesteld in overeenstemming met de Verordening. Niet in geschil is voorts dat de bouwaanvraag op enig moment door B. en W. in behandeling is genomen. De beweegredenen voor het handelen van belanghebbende, het indienen en het vervolgens intrekken van de bouwaanvraag, doen aan de verschuldigdheid van de leges niet af. Conform nummer 5.4.2. van de voormelde tarieventabel is aan belanghebbende nadat hij de bouwaanvraag had ingetrokken, 50% teruggave van de geheven leges verleend.
Voorzover belanghebbende een beroep doet op het gelijkheidbeginsel overweegt het hof dit niet te honoreren. Het acht het terzake door het hoofd gevoerde verweer ertoe strekkende dat in de door belanghebbende bedoelde situatie ten onrechte was geconstateerd dat een bouwaanvraag had behoren te worden ingediend, aannemelijk. Mitsdien is er niet sprake van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld.
5. De conclusie.
Het vorenoverwogene brengt mee dat het hof het beroep ongegrond zal verklaren.
6. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing.
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
gedaan op 4 oktober 2002 door mr Wolt, raadsheer-plaatsvervanger, plaatsvervangend lid van de tweede enkelvoudige kamer en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde raadsheer-plaatsvervanger in tegenwoordigheid van de griffier mevrouw mr De Jong en ondertekend door voornoemde raadsheer-plaatsvervanger en door voornoemde griffier.
Afschrift aangetekend aan beide partijen verzonden
op: 9 oktober 2002
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.