ECLI:NL:GHLEE:2002:AF0651

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
18 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000380-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Poelman
  • M.J. van der Meer
  • A. Elders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de arrondissementsrechtbank Groningen inzake ernstige strafbare feiten waaronder mensenhandel en afpersing

Op 18 november 2002 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank Groningen. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten, waaronder mensenhandel, afpersing, gijzeling en bedreiging met geweld. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Moszkowicz, heeft in hoger beroep de betrouwbaarheid van de processen-verbaal van de verbalisant betwist, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig optreden en dat de processen-verbaal bruikbaar zijn voor het bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met mededaders meerdere slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot seksuele handelingen en afgifte van geldbedragen, waarbij geweld en intimidatie zijn gebruikt. De bewezenverklaring van de feiten leidde tot de conclusie dat de verdachte een gevangenisstraf van acht jaren opgelegd diende te krijgen, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de hem ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele niet bewezen verklaarde feiten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van normhandhaving en bescherming van de maatschappij tegen dergelijk crimineel gedrag.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000380-01
Arrest d.d. 18 november 2002 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen d.d. 12 april 2001 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. Amsterdam, HvB Het Schouw,
H.J.E. Wenckebachweg 48 1096 AN Amsterdam
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel
De officier van justitie en de verdachte zijn d.d. 23 april 2001 respectievelijk d.d. 19 april 2001 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 4 november 2002 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waarin de door de eerste rechter toegelaten wijzigingen/nadere omschrijving van de telastelegging zijn aangebracht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Het hof leest in feit 2 telkens "f." verbeterd in "DM", zijnde hier sprake van een kennelijke misslag door verbeterde lezing waarvan verdachte niet in zijn - door de dagvaarding beschermde - belang kan zijn geschaad.
Verweren
De raadsman heeft ter 's hofs terechtzitting primair bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de wijze waarop de onderzoekshandelingen door verbalisant [verbalisant] zijn verricht.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat om diezelfde reden de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de processen-verbaal van de hand van [verbalisant] dermate in twijfel te trekken zijn, dat zij voor het bewijs dienen te worden uitgesloten.
Het hof is van oordeel dat, zo al gezegd kan worden dat het optreden van [verbalisant] getuigt van een verdergaande betrokkenheid dan van een goed opsporingsambtenaar mag worden verwacht, deze betrokkenheid niet tot onrechtmatig optreden heeft geleid. Er is derhalve geen sprake is van schending van beginselen van behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan, zodat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging.
Evenmin acht het hof (andere) omstandigheden aanwezig waardoor aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van processen-verbaal van de hand van [verbalisant] zou moeten worden getwijfeld, zodat die processen-verbaal bruikbaar zijn voor het bewijs.
Dat in casu de eerste contacten tussen politie en aangeefsters op initiatief van de politie tot stand zijn gekomen, rechtvaardigt geen andere conclusie.
Beide verweren falen mitsdien.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezenverklaard dat:
1 primair:
hij in of omstreeks de periode van 5 september 1999 tot en met 6 september 1999 in de arrondissementen Groningen en Assen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden met het oogmerk anderen te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te dwingen iets te doen, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander,
- die [slachtoffer 1] onder valse voorwendselen in een auto gelokt en
- die [slachtoffer 1] meegenomen naar een woning te Nieuw Amsterdam, gemeente Emmen en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Je moet je kop houden", en
- die [slachtoffer 1] in zijn gezicht gestompt en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader die [slachtoffer 1] de beide benen zou(den) breken en die [slachtoffer 1] met een scheermes over zijn lichaam zou(den) snijden en/of
- die [slachtoffer 1] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de mond geduwd en
- die [slachtoffer 1] vaste gepakt en vastgehouden en die [slachtoffer 1] aan de haren getrokken en
- met een mes snijdende bewegingen naar die [slachtoffer 1] gemaakt en
- die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd dat hij, verdachte en/of zijn mededader 5000 DM van die [slachtoffer 1] wilde(n) hebben en dat die [slachtoffer 1] zich moest uitkleden en
- die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd in een gat onder de vloer en in een kamer van een woning aan de [adres] te Nieuw Amsterdam opgesloten en
- die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd dat hij en/of die [slachtoffer 1] moest(en) betalen of anders ging die [slachtoffer 1] weer in het gat onder de vloer en kreeg die [slachtoffer 1] geen eten en zou die [slachtoffer 1] net zo lang onder de vloer blijven tot dat er betaald zou worden en dat die [slachtoffer 2] met die 5000 DM naar het station in Groningen moest komen om die 5000 DM aan een blonde vrouw te overhandigen;
2.
hij in de periode van 1 januari 2000 tot en met 28 april 2000 in de gemeente Groningen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van DM 5000,- toebehorende aan [slachtoffer 1] althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld bestond uit het navolgende:
- het die [slachtoffer 1] dreigend toevoegen van de woorden: "Als je hier in Groningen wilt blijven voor langere tijd, dan moet je mij DM 5000,- betalen. Als je die DM 5000,- betaalt, dan mag je voor altijd in Groningen en Leeuwarden blijven en ook je vriendin" en
- het tonen van een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] en daarbij die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toevoegend: "Je weet van onze afspraak de 28ste" en
- het die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toevoegen dat die [slachtoffer 1] geluk heeft gehad, want als die [slachtoffer 1] een Turk of een Marokkaan geweest was, dan had hij, verdachte, Nederland moeten verlaten;
3.
hij in de periode van 01 januari 1999 tot en met 31 mei 1999 in de arrondissementen Groningen en Assen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 4], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- die [slachtoffer 4] onder valse voorwendselen naar een winkelcentrum in de gemeente Groningen gelokt en
- die [slachtoffer 4] vastgepakt en vastgehouden en
- vervolgens die [slachtoffer 4] aan haar haren in een auto getrokken of geduwd en
- die [slachtoffer 4] - ondanks het door die [slachtoffer 4] uitgesproken verzet om met hem, verdachte, en zijn mededaders mee te gaan - meegenomen naar een woning te Nieuw Amsterdam, gemeente Emmen en
- die [slachtoffer 4] de woorden toegevoegd dat wanneer zij naar Baghdat toe wilde, dat wel kon, maar wel als een kreupele en
- die [slachtoffer 4] een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en
- die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, die [slachtoffer 4] liever dood zou schieten, dan dat die [slachtoffer 4] een andere man zou toebehoren en
- die [slachtoffer 4] in een kamer van een woning te Nieuw Amsterdam opgesloten en
- die [slachtoffer 4] geslagen en geschopt;
4.
hij op 26 februari 1999 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 5] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders met dat opzet
- die [slachtoffer 5] onder bedreiging van vuurwapens en een mes in een auto meegenomen en
- die [slachtoffer 5] een vuurwapen tegen het lichaam gehouden en
- die [slachtoffer 5] een mes tegen het lichaam geduwd/gedrukt en
- met een vuurwapen geschoten;
5.
hij in de periode van 1 februari 2000 tot en met 13 mei 2000 in de gemeente(n) Groningen en/of Emmen en/of Assen en/of in Tsjechië meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, personen genaamd
a) [slachtoffer 6] en
b) [slachtoffer 7]
door geweld of andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld of bedreiging met andere feitelijkheden en door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en door misleiding tot prostitutie heeft gebracht, hierin bestaande dat verdachte meermalen, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, opzettelijk
(a)
die [slachtoffer 6] in de periode van 01 februari 2000 tot en met 4 april 2000,
- vanuit Tsjechië naar Nederland heeft doen brengen, onder de valse voorwendselen dat zij in Nederland in vrijheid veel geld kon verdienen in de prostitutie, waarbij zij alleen 50% van haar verdiensten aan de clubeigenaar hoefde te betalen en dat zij de rest van haar verdiende geld zelf mocht houden en
- in de woning van verdachte en/of zijn mededaders gelegen aan de [adres] in de gemeente Groningen heeft ondergebracht, wetende dat zij de Nederlandse taal niet machtig was en zeer weinig geld en zeer weinig kleding bezat en illegaal in Nederland verbleef en
- heeft tewerkgesteld in of gebracht naar en opgehaald van door verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde club(s) en/of vitrine(s) en voor haar de werktijden heeft bepaald en
- heeft gezegd dat zij - ondanks het door haar uitgesproken verzet - in een vitrine moest gaan werken en
- heeft gezegd of opgelegd dat ze een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie moest afdragen aan verdachte en
- ook een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie heeft afgenomen dan wel doen afstaan aan verdachte en
- (voortdurend) in de gaten heeft gehouden en doen houden en gecontroleerd op de naleving van de instructies van verdachte en
- meermalen heeft geslagen en
- dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte boos zou worden dat zij goed naar verdachte moest luisteren en dat zij niet het lef moest hebben uit Nederland te vluchten, aangezien hij, verdachte, haar overal zou kunnen vinden en
- ondanks het door haar uitgesproken of anderszins kenbaar gemaakte verzet heeft gedwongen seksuele handelingen met een persoon genaamd [naam] te verrichten en
- (dreigend) heeft toegeschreeuwd en
- heeft gezegd dat zij geen persoonlijk contact met een klant mocht hebben en
- (aldus) onder een zodanige druk en in een zodanig bedreigende en afhankelijke situatie heeft gebracht dat die [slachtoffer 6] haar verzet opgaf en toegaf aan de wensen van verdachte en zijn mededaders en
- (aldus) door die intimiderende en vrijheidsbeperkende houding en wijze van optreden jegens die [slachtoffer 6] bij die [slachtoffer 6] de vrees heeft opgewekt dat verdachte en/of zijn mededaders geweld zouden toepassen op die [slachtoffer 6] indien deze niet zou voldoen aan de wensen van verdachte en/of zijn mededaders
EN
(b)
die [slachtoffer 7] in de periode van 1 februari 2000 tot en met 13 mei 2000,
- vanuit Tsjechië naar Nederland heeft doen brengen onder de valse voorwendsel(en) dat zij in Nederland in vrijheid veel geld kon verdienen in de prostitutie en dat zij rijk zou terugkeren naar Tsjechië en
- in de woning van verdachte en/of zijn mededader aan de [adres] in de gemeente Groningen heeft ondergebracht, wetende dat zij de Nederlandse taal niet machtig was en zeer weinig geld en zeer weinig kleding bezat en illegaal in Nederland verbleef en
- heeft tewerkgesteld in of gebracht naar en opgehaald van door verdachte en/of zijn mededader(s) bepaalde vitrine(s) en/of een andere locatie en voor haar de werktijden heeft bepaald en
- heeft gezegd of opgelegd dat ze een groot deel van haar verdiensten uit de prostitutie moest afdragen aan verdachte en
- voortdurend in de gaten heeft gehouden en doen houden en gecontroleerd op de naleving van de instructies van verdachte en zijn mededaders en
- heeft geslagen en
- dreigend de woorden toegevoegd dat zij beter haar best moest doen en/of dat zij niet moest liegen en dat zij niet haar huis mocht gaan en dat hij, verdachte boos zou worden en dat zij goed naar verdachte moest luisteren en dat zij niet het lef moest hebben uit Nederland te vluchten, aangezien hij, verdachte, haar overal zou kunnen vinden en wanneer hij, verdachte, haar niet zou kunnen vinden, dan wist hij, verdachte, haar ouders wel te vinden en
- dreigend heeft toegeschreeuwd en
- heeft verboden bij andere prostituees/collega's op bezoek te gaan en
- heeft gezegd dat zij niet een discotheek mocht bezoeken, aangezien zij niet genoeg haar best had gedaan en
- aldus onder een zodanige druk en in een zodanig bedreigende en afhankelijke situatie heeft gebracht dat die [slachtoffer 7] haar verzet opgaf en toegaf aan de wens(en) van verdachte en zijn mededaders en
- aldus door die intimiderende en vrijheidsbeperkende houding en wijze van optreden jegens die [slachtoffer 7], bij die [slachtoffer 7] de vrees heeft opgewekt dat verdachte en/of zijn mededaders geweld zouden toepassen op die [slachtoffer 7] indien deze niet zou voldoen aan de wensen van verdachte en/of zijn mededaders.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 sub a en b meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 primair: medeplegen van gijzeling;
feit 2: afpersing;
feiten 3 en 4, telkens: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 5: mensenhandel door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 sub a en sub b telastegelegde - en door de rechtbank bewezenverklaarde - feiten verdoordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Verdachte en de officier van justitie zijn tegen dit vonnis in hoger beroep gekomen. Ter terechtzitting van 4 november 2002 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Het hof heeft in hoger beroep - op basis van de bewezenverklaring ter zake van het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 sub a en sub b telastegelegde - de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en op grond van de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zodanig ernstige strafbare feiten dat alleen een gevangenisstraf van zeer lange duur een gepaste bestraffing is.
Het hof tilt zeer zwaar aan de nietsontziende en gewelddadige wijze waarop verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd. Verdachte en/of zijn mededaders heeft/hebben niet geschuwd messen en vuurwapens te gebruiken of met het gebruik daarvan te dreigen. Op enig moment is door één van verdachtes mededaders zelfs een vuurwapen afgevuurd in een woonwijk.
Verdachte heeft geen enkel ontzag voor de lichamelijke integriteit of het zelfbeschikkingsrecht van zijn slachtoffers getoond. Verdachte is naast het voornoemde geweld ook op andere wijzen zeer intimiderend opgetreden en heeft de slachtoffers op zeer laakbare wijze behandeld.
Op grond van al het vorenoverwogene - in onderling verband bezien - vanuit een oogpunt van normhandhaving, teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan een strafbaar feit als het onderhavige schuldig zal maken en om de maatschappij tegen zijn misdadig handelen te beveiligen, is het hof van oordeel dat aan de verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd voor de duur van acht jaren.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 250 ter, 282, 282a en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 sub a en b telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 sub a en b meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Poelman, voorzitter, Van der Meer en Elders, in tegenwoordigheid van Van Jaarsveld als griffier, zijnde mr. Elders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.