ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1067
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. Hermans
- A. Zwerwer
- C. van Dijk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging vonnis en ontvankelijkheid officier van justitie in hoger beroep
Op 25 november 2002 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen, dat op 18 juni 2002 was gewezen. In deze zaak was de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de behandeling van de betrokkenen in deze zaak in strijd is met een goede procesorde. Willekeur van de kant van de officier van justitie is niet vastgesteld. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de officier van justitie alsnog ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging.
Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de arrondissementsrechtbank te Groningen, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw kan worden behandeld. De verdachte, geboren in 1942 en woonachtig te [woonplaats], was in persoon aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden. Het hof heeft de inhoud van de inleidende dagvaarding overgenomen en benadrukt dat de ontvankelijkheid van de officier van justitie is gebaseerd op het opportuniteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering. Dit beginsel houdt in dat de officier van justitie de bevoegdheid heeft om te beoordelen of er redenen zijn om van vervolging af te zien, maar dat deze afweging niet ter beoordeling van de rechter staat, tenzij er sprake is van strijd met wettelijke voorschriften of beginselen van een goede procesorde.