ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1067

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-000652-02
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hermans
  • A. Zwerwer
  • C. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en ontvankelijkheid officier van justitie in hoger beroep

Op 25 november 2002 heeft het Gerechtshof Leeuwarden uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen, dat op 18 juni 2002 was gewezen. In deze zaak was de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor de conclusie dat de behandeling van de betrokkenen in deze zaak in strijd is met een goede procesorde. Willekeur van de kant van de officier van justitie is niet vastgesteld. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de officier van justitie alsnog ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging.

Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de arrondissementsrechtbank te Groningen, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw kan worden behandeld. De verdachte, geboren in 1942 en woonachtig te [woonplaats], was in persoon aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden. Het hof heeft de inhoud van de inleidende dagvaarding overgenomen en benadrukt dat de ontvankelijkheid van de officier van justitie is gebaseerd op het opportuniteitsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering. Dit beginsel houdt in dat de officier van justitie de bevoegdheid heeft om te beoordelen of er redenen zijn om van vervolging af te zien, maar dat deze afweging niet ter beoordeling van de rechter staat, tenzij er sprake is van strijd met wettelijke voorschriften of beginselen van een goede procesorde.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000652-02
Arrest d.d. 25 november 2002 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Groningen d.d. 18 juni 2002 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren [in 1942] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De arrondissementsrechtbank te Groningen heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verdachte.
Aanwending van het rechtsmiddel
De officier van justitie is d.d. 18 juni 2002 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen en heeft blijkens een op 1 augustus 2002 uitgereikt gerechtelijk schrijven het ingestelde hoger beroep aan verdachte betekend.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 25 november 2002 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging
Het hof neemt uit het beroepen vonnis over de daar vermelde inhoud van de inleidende dagvaarding.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Het in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering neergelegde opportuniteitsbeginsel houdt in, dat de officier van justitie bevoegd is af te wegen of redenen bestaan om af te zien van vervolging op gronden, ontleend aan het algemeen belang. De wijze waarop - in geval van vervolging - die belangenafweging heeft plaatsgevonden, staat niet ter beoordeling van de rechter. Dit is slechts anders indien de vervolging in strijd is met wettelijke en verdragsrechtelijke voorschriften en/of de beginselen van een goede procesorde. Dan kan het recht tot strafvervolging vervallen zijn en zal de rechter om die reden de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie uitspreken.
In dit geval heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat de in deze zaak aangevoerde ongelijkheid van behandeling van betrokkenen een zodanige strijd met een goede procesorde oplevert dat het recht tot strafvervolging is vervallen. Willekeur van de kant van de officier van justitie is niet komen vast te staan.
Voor het oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging zou zijn, heeft het hof ook overigens geen aanknopingspunten kunnen vinden.
Dit brengt mee dat de beslissing van de rechtbank niet in stand kan blijven. De zaak zal, na vernietiging van deze beslissing, naar die rechtbank worden verwezen, teneinde te worden berecht en afgedaan met inachtneming van dit arrest.
De uitspraak
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in zijn strafvervolging;
verwijst de zaak naar de arrondissementsrechtbank te Groningen, teneinde, met inachtneming van dit arrest, na hernieuwde oproeping van de verdachte het onderzoek opnieuw aan te vangen en deze zaak voor wat betreft het telastegelegde feit op de bestaande dagvaarding te berechten en af te doen.
- Dit arrest -
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Hermans, voorzitter, Zwerwer en Van Dijk, in tegenwoordigheid van Van Jaarsveld als griffier.