ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1095

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rekestnummer 0200236b
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Boon
  • A. Wachter
  • M. Laagland
  • H. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in gesloten inrichting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [appellante] centraal. De oorspronkelijke machtiging was verleend op 25 september 2002 en gold voor de periode van 22 april 2002 tot 1 december 2002. De gezinsvoogdij-instelling heeft op 15 november 2002 een verzoek ingediend tot verlenging van deze machtiging, met als argument dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [appellante], die ernstige gedragsproblemen vertoont. De appellante, die in een gesloten inrichting verblijft, heeft aangegeven dat zij liever naar een instelling met een open karakter zou willen gaan, omdat zij zich in de gesloten setting onvoldoende vrij voelt en onvoldoende privacy geniet.

De gezinsvoogdij-instelling heeft echter betoogd dat de huidige behandeling van [appellante] gericht is op het aanleren van sociale vaardigheden en dat zij nog niet klaar is voor een open setting. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat, ondanks de positieve ontwikkeling die [appellante] doormaakt, de ernst van haar gedragsproblemen en de noodzaak voor verdere behandeling in een gesloten setting nog steeds aanwezig zijn. Het hof heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de periode van 1 december 2002 tot 12 januari 2003.

De beslissing van het hof is dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een gesloten inrichting wordt verlengd, en dat deze beschikking uitvoerbaar is bij voorraad. De uitspraak is gedaan op 27 november 2002 door de rechters J. Boon, A. Wachter, M. Laagland en H. Streppel, waarbij de griffier mevrouw Haites-Verbeek aanwezig was.

Uitspraak

Beschikking d.d. 27 november 2002
Rekestnummer 0200236
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [verblijfplaats] (Justitiële jeugdinrichting
[justitiele jeugdinrichting], locatie [locatie]),
appellante,
hierna ook te noemen: [appellante],
toevoeging,
procureur mr. Th. Kremers,
tegen
Ambulante Jeugdbescherming en Jeugdhulpverlening
van de Stichting Leger des Heils,
gevestigd te Leusden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de gezinsvoogdij-instelling,
gemachtigde mw. W.H. van Wijk.
Belanghebbenden:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de vader,
niet verschenen,
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna ook te noemen: de moeder,
niet verschenen.
De inhoud van de beschikking d.d. 25 september 2002 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter griffie van het hof is op 15 november 2002 ingekomen een brief d.d. 13 november 2002 van de gezinsvoogdij-instelling met bijlagen.
Ter zitting van 19 november 2002 is de zaak wederom behandeld.
Op 19 november 2002 is [appellante] telefonisch gehoord door de voorzitter.
De beoordeling
1. Bij beschikking van 25 september 2002 heeft het hof de duur van de aan de gezinsvoogdij-instelling verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een gesloten inrichting verlengd voor de periode vanaf 22 april 2002 tot 1 december 2002.
2. Thans ligt voor ter beoordeling de (verdere) verlenging van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [appellante] in een gesloten inrichting voor de periode vanaf 1 december 2002 tot 12 januari 2003.
Het wettelijk criterium
3. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing kan worden verlengd indien de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of indien dit noodzakelijk is tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid van de minderjarige. De duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten inrichting kan worden verlengd indien zij vereist is wegens ernstige gedragsproblemen van de minderjarige.
Het standpunt van [appellante]
4. [appellante] stelt dat er ook thans onvoldoende gronden zijn om de plaatsing in een gesloten setting voort te zetten.
[appellante] zou graag naar een instelling met een open karakter gaan. De door de gezinsvoogdij-instelling voorbereide overgang naar een besloten afdeling van de instelling [instelling] voldoet in dat opzicht niet aan de wensen van [appellante]. Haar grootste bezwaar tegen het voortduren van een verblijf in een instelling met een gesloten dan wel besloten setting is dat ze in een dergelijke setting onvoldoende privacy geniet. [appellante] geeft aan dat de bij de gezinsvoogdij-instelling bestaande vrees voor vluchtgevaar ongegrond is. [appellante] stelt gemotiveerd te zijn voor de behandeling die zij ontvangt en erkent de noodzaak van (verdere) behandeling, maar betwist dat deze behandeling enkel in een instelling met gesloten setting kan plaatsvinden.
Het standpunt van de gezinsvoogdij-instelling
5. De gezinsvoogdij-instelling stelt dat het goed gaat met [appellante], met name voor wat betreft het aanleren van praktische vaardigheden. Voor wat betreft het aanleren van sociale vaardigheden heeft [appellante] nog veel te leren, aldus de gezinsvoogdij-instelling. De behandeling van [appellante] is dan ook met name daarop gericht. [appellante] is een erg onzeker meisje, dat aansluiting zoekt bij meisjes die buiten de groep vallen. [appellante] stelt zich ten aanzien van deze meisjes verzorgend op en is geneigd zichzelf voorbij te lopen.
Gelet op de positieve ontwikkeling die [appellante] doormaakt, worden haar steeds meer vrijheden binnen de gesloten setting gegund. Zo is zij belast met het verrichten van taken aan de rand van het terrein van de instelling en is het haar toegestaan te roken bij het hek van de instelling. Daarnaast zal zij binnenkort onder begeleiding een paar uren in het stadscentrum van [verblijfplaats] doorbrengen. In deze fase wordt getest hoe [appellante] omgaat met de haar gegunde vrijheden.
Voor het vervolgtraject is, aldus de gezinsvoogdij-instelling, gekozen voor plaatsing in een gesloten setting, te weten de besloten afdeling van de instelling [instelling], te realiseren in januari dan wel februari 2003. Deze afdeling wordt gekenmerkt door kleine groepen pupillen, tot maximaal 5 personen. De problematiek van [appellante] vereist dat zij in een dergelijke kleine groep functioneert, aangezien zij dan minder in de gelegenheid zal zijn zich terug te trekken. Op die manier zal de weerbaarheid van [appellante] verder tot ontwikkeling kunnen komen. De gezinsvoogdij-instelling beklemtoont dat de fase van een besloten setting in het vervolgtraject van [appellante]'s behandeling niet gemist kan worden. Met name zal [appellante] geleidelijk moeten leren omgaan met een toenemende vrijheid. [appellante] is nog erg beïnvloedbaar en zou - indien haar te snel meer vrijheden worden gegund - terugvallen in haar oude gedrag. Ten slotte is de bij de gezinsvoogdij-instelling bestaande angst dat [appellante] naar haar ouders toe zal trekken, indien zij daartoe de kans krijgt, nog steeds niet geweken.
6. Uit de voortgangsrapportage van Justitiële Jeugdinrichting [justitiele jeugdinrichting], locatie [locatie], opgesteld naar aanleiding van de evaluatiebespreking van medio oktober 2002 en uit de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. Voor [appellante] is een traject uitgezet waarbij vanuit de gesloten - en geen/nauwelijks vrijheden biedende - setting van [locatie] gericht wordt toegewerkt naar de besloten - een meer vrijheden biedende - setting van [instelling]. Op dit moment richt de behandeling van [appellante] zich dan ook op het (verder) aanleren van sociale vaardigheden en met name het leren omgaan met meer vrijheden. [appellante] gedraagt zich op dit moment goed op [locatie]. Het voor [appellante] uitgezette eveneens behandelingstraject verloopt op dit moment eveneens goed.
7. Het hof is van oordeel dat - in aanmerking genomen de huidige ernst van de bij [appellante] thans nog bestaande gedragsproblemen - het voor [appellante] ingezette en goed verlopende traject, gericht op het (verder) aanleren van sociale vaardigheden en met name het leren omgaan met meer vrijheden, op dit moment niet dient te worden doorbroken, nu aan het vereiste voor een machtiging tot plaatsing in een gesloten inrichting - ondanks het goede verloop van het voor [appellante] ingezette traject - thans nog wordt voldaan. Verder zijn er voldoende gronden aanwezig die de (voortgezette) plaatsing van [appellante] in een inrichting met een gesloten setting tot het einde van de thans lopende ondertoezichtstelling, te weten 12 januari 2003, noodzakelijk maken in het belang van haar verzorging en opvoeding.
8. Het hof merkt daarbij op dat de thans door de gezinsvoogdij-instelling in het geding gebrachte voortgangsrapportage ten aanzien van [appellante] in het licht van de overige stukken van het geding en de op de terechtzitting door de gezinsvoogdij-instelling gegeven toelichting, weliswaar voldoende grondslag biedt voor de in deze te nemen beslissing, maar dat het hof een dergelijke rapportage als ontoereikend beoordeelt indien dit zou moeten dienen als grondslag voor een verlenging van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten setting voor de periode die is gelegen ná 12 januari 2003.
Slotsom
9. Op grond van het voorgaande zal worden beslist als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
verlengt de duur van de aan de gezinsvoogdij-instelling verleende machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [appellante], geboren [in 1987], in een gesloten inrichting voor de periode vanaf 1 december 2002 tot 12 januari 2003;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mrs Boon, voorzitter, Wachter en Laagland, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier, ter openbare terechtzitting van woensdag 27 november 2002.