ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1603
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.H.A. Fransen
- M. Haarsma
- Rechtspraak.nl
Waardering onroerende zaken en vertrouwensbeginsel in belastingrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 6 november 2002, staat de waardering van onroerende zaken in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) centraal. Belanghebbende, eigenaar van een woning aan de a-straat 42 te Z, heeft bezwaar gemaakt tegen twee waardebeschikkingen van het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Borger-Odoorn. De eerste waardebeschikking, gedateerd 5 maart 2001, stelde de waarde van het pand vast op f 244.000,-, terwijl de tweede, gedateerd 31 juli 2001, de waarde van een perceel grond van 90 m2 met daarop een schuur en carport op f 14.000,- vaststelde. Belanghebbende betoogde dat de eerste beschikking ook de waarde van de schuur en carport diende te omvatten, en dat hij er op mocht vertrouwen dat de waarde van het gehele object correct was vastgesteld.
Het hof oordeelde dat belanghebbende gerechtvaardigd was in zijn vertrouwen dat de eerste waardebeschikking de volledige waarde van zijn woning, inclusief de aan de gemeente toebehorende grond, omvatte. Het hof vernietigde de tweede waardebeschikking, omdat deze in strijd was met het gewekte vertrouwen van belanghebbende. Het hof concludeerde dat de schuur en carport, die op de gemeentelijke grond waren gebouwd, als bestanddelen van de woning dienden te worden aangemerkt. Hierdoor was er sprake van een samenstel van eigendommen, wat betekende dat de waardebeschikking van 31 juli 2001 niet kon worden gehandhaafd.
Daarnaast werd het hoofd veroordeeld tot betaling van proceskosten aan belanghebbende, die op € 50,- werden vastgesteld. Het hof benadrukte het belang van het vertrouwensbeginsel in belastingrechtelijke geschillen en de noodzaak voor overheidsinstanties om consistent en transparant te handelen in hun waarderingen.