ECLI:NL:GHLEE:2002:AF1704
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.H.A. Fransen
- H. de Jong
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Noordenveld inzake de waardering van een bosperceel voor de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 december 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende, een eigenaar van een bosperceel, en de heffingsambtenaar van de gemeente Noordenveld. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van het bosperceel was vastgesteld op f 234.000,- voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De belanghebbende stelde dat de waarde van het bosperceel buiten aanmerking moest worden gelaten, omdat het perceel bedrijfsmatig werd geëxploiteerd ten behoeve van de bosbouw. De heffingsambtenaar betwistte dit en handhaafde de vastgestelde waarde.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2002 in Assen, werd de zaak besproken door mr. H.H.A. Fransen als voorzitter en mw. mr. H. de Jong als griffier. Het hof oordeelde dat de primaire stelling van de belanghebbende, dat het bosperceel als bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond moet worden aangemerkt, gegrond was. Het hof vernietigde de uitspraak van de heffingsambtenaar en de beschikking op basis van de Wet waardering onroerende zaken. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de belanghebbende, inclusief een tegemoetkoming in reiskosten.
Het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de belanghebbende, met ondersteuning van de Coöperatieve A U.A., daadwerkelijk bezig was met het bedrijfsmatig exploiteren van het bosperceel. De activiteiten die werden uitgevoerd, zoals dunning en houtverkoop, waren gericht op het behalen van een structurele houtopbrengst. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet kon volhouden dat er enkel sprake was van vermogensbeheer en dat het bosperceel niet als cultuurgrond kon worden aangemerkt. De uitspraak van het hof bevestigde de rechten van de belanghebbende en zorgde voor een herziening van de waardering van het bosperceel.