Parketnummer: 24-000097-02
Arrest d.d. 24 december 2002 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van het arrondissement Groningen d.d. 31 januari 2002 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Amsterdam, HvB Het Schouw,
H.J.E. Wenckebachweg 48 1096 AN Amsterdam,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. H.O. den Otter, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep.
De rechtbank van het arrondissement Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, één en ander als in het vonnis nader omschreven.
Aanwending van het rechtsmiddel.
De verdachte is d.d. 4 februari 2002 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft gelet op het onderzoek ter 's hofs terechtzitting van 12 december 2002 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep.
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging.
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Bewezenverklaring.
Ten aanzien van de verdachte acht het hof bewezen dat:
onder 1:
hij op 10 november 2000 in de gemeente Groningen door geweld of andere feitelijkheden een vrouw genaamd [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en de anus van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en
- zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en
- met zijn, verdachtes, vinger aan de vagina van die [slachtoffer] gevoeld en
- een van de borsten van die [slachtoffer] gekust
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- 's nachts de woning van die [slachtoffer] aan de [adres slachtoffer] is binnengedrongen en
- (gedeeltelijk) op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- die [slachtoffer] in haar gezicht en op en tegen haar hoofd heeft gestompt en geslagen en
- die [slachtoffer] met kracht aan haar haren heeft getrokken en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Stil, stil, het is ja gut" en "Ik maak je kaput" en "Tien minuten rustig blijven liggen", en
- die [slachtoffer] op haar keel en op haar rug en op haar knieën heeft geduwd en
- met kracht zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en
- met kracht een van de handen van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en vastgehouden
en aldus voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
onder 2 primair:
hij op 23 november 2000 in de gemeente Groningen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet op het bed van die [slachtoffer 2] is gaan zitten en een lamp heeft uitgedaan en die [slachtoffer 2] bij haar polsen heeft vastgepakt en vastgehouden zodat zij haar bed niet kon verlaten en die [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd: "Blijf in bed, blijf in bed" en "Ga maar weer liggen, ga maar weer slapen, gaan we samen slapen".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en onder 2 primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie.
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 2 primair: Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Strafbaarheid.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering.
De rechtbank te Groningen heeft de verdachte ter zake van "verkrachting" en "opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden" veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf van zes jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Verdachte is midden in de nacht de woning binnengedrongen van een voor hem onbekende vrouw en is bij haar in bed gaan liggen. Het slachtoffer heeft geprobeerd zich te verzetten door te schreeuwen, de verdachte weg te duwen en hem in zijn duim te bijten. Verdachte heeft hierop gereageerd door met zeer veel kracht met zijn vuisten tegen haar hoofd te slaan en haar aan haar haren te trekken. Het slachtoffer heeft, vrezend voor haar leven, na enige tijd haar verzet gestaakt en toegelaten dat de verdachte zijn lusten op haar botvierde. Verdachte heeft haar vervolgens gedurende langere tijd zowel anaal als vaginaal verkracht. Ook heeft hij haar onzedelijk betast. Verzet en pogingen te ontsnappen van de zijde van het slachtoffer leidden steeds tot het gebruik van geweld door verdachte. Op enig moment in de ochtend is verdachte opgestaan, heeft het slachtoffer geboden te blijven liggen en is vertrokken.
Blijkens een zich in het dossier bevindende medische verklaring heeft het slachtoffer door bovenomschreven feit ernstig lichamelijk letsel opgelopen, waaronder een (gehechte) hoofdwond en diverse forse bloeduitstortingen in het gezicht. Uit een zich tevens in het dossier bevindende brief van het slachtoffer blijkt dat zij door dit feit tevens ernstige psychische schade heeft opgelopen. Zij leeft voortdurend in angst, heeft een ontheemd gevoel en weet niet of zij ooit weer in staat zal zijn haar werk te hervatten. Het gebeurde heeft haar hele leven overhoop gehaald.
Reeds enkel op grond van bovenomschreven aantasting van de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer acht het hof een vrijheidsbenemende straf van zeer lange duur op zijn plaats.
Verdachte heeft zich echter binnen twee weken na het plegen van vorenomschreven feit, wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten - kort gezegd - wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte is - eveneens - midden in de nacht een voor hem onbekend huis binnengegaan. Hij is daarop de kamer binnengegaan van een jonge vrouw die daar lag te slapen. Toen de vrouw wakker werd, is verdachte op haar bed gaan zitten en heeft haar polsen vastgepakt om te voorkomen dat zij zou opstaan. Na korte tijd heeft verdachte de vrouw losgelaten en is vertrokken.
Het is algemeen bekend dat ook een dergelijk feit psychische schade kan aanrichten bij het slachtoffer. Derhalve levert ook dit feit een ernstige aantasting op van - met name - de psychische integriteit van het slachtoffer.
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Over de persoon van verdachte is uitvoerig gerapporteerd door
W. Malkus, psychiater, en J.M. Oudejans, psycholoog, beiden werkzaam bij het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Beiden concluderen dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem telastegelegde feiten niet leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat de feiten hem niet of slechts in verminderde mate zouden kunnen worden toegerekend. Het hof neemt deze conclusie van het rapport van bovengenoemden over en is derhalve van oordeel dat verdachte volledig verantwoordelijk kan worden gesteld voor hetgeen hij beide vrouwen heeft aangedaan.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband gezien, is het hof tot het oordeel gekomen dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van zes jaren alleszins gerechtvaardigd is.
Toepassing van wetsartikelen.
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 en onder 2 primair telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart deze feiten en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en onder 2 primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Kalsbeek, voorzitter, Van der Meer en Van Stempvoort, in tegenwoordigheid van De With als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.