ECLI:NL:GHLEE:2002:BZ5694
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Streppel
- J. Meijeringh
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot grootschalig DNA-onderzoek in strafzaak
In deze zaak heeft Peter Rudolf de Vries, appellant, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de president van de rechtbank te Leeuwarden, waarin een verzoek tot grootschalig DNA-onderzoek werd afgewezen. Het hoger beroep werd ingesteld op 22 november 2000, met een zitting op 13 december 2000. De Vries had vijf grieven opgeworpen, maar het hof besloot dat de feiten zoals weergegeven in het vonnis waarvan beroep niet ter discussie stonden. Het hof oordeelde dat De Vries een spoedeisend belang had bij de gevorderde voorziening, gezien de aard van het misdrijf en de noodzaak tot opsporing.
Het hof behandelde de vraag of de rechter in kort geding de Staat kan veroordelen tot het uitvoeren van een opsporingsonderzoek op de door De Vries gewenste wijze. Het hof overwoog dat het onderzoek zich zou moeten uitstrekken over 20.000 mannen, zonder enige zekerheid dat de dader zich onder deze groep bevond. Bovendien werd opgemerkt dat een aanzienlijk aantal personen waarschijnlijk niet zou meewerken aan het onderzoek, wat de waarde ervan zou ondermijnen. De Vries had niet aangetoond dat de kosten van het onderzoek, geschat op ƒ 6.000.000, niet ten koste zouden gaan van andere posten.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat het vonnis waarvan beroep moest worden bekrachtigd. De Vries werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de officier van justitie niet onredelijk handelde door het verzoek tot het grootschalig DNA-onderzoek af te wijzen, en dat de grieven van De Vries geen behandeling behoefden, aangezien de vordering niet toegewezen kon worden, ongeacht de uitkomst van de grieven.