ECLI:NL:GHLEE:2003:AF3568

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 1167/01 Omzetbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • M. Haarsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 januari 2003 uitspraak gedaan in het verzet van Stichting X tegen de uitspraak van de voorzitter van de tweede enkelvoudige belastingkamer van 22 februari 2002. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1999/2000, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst. De voorzitter van de tweede enkelvoudige belastingkamer had eerder geoordeeld dat het beroepschrift van belanghebbende niet-ontvankelijk was, omdat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de uitspraak van de inspecteur was ingediend.

De belanghebbende had op 5 december 2001 een brief naar de inspecteur gestuurd, die door het hof als een beroepschrift werd opgevat, maar deze was ingediend bij een onbevoegde instantie. Het hof oordeelde dat de inspecteur de brief van belanghebbende op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zo spoedig mogelijk had moeten doorzenden aan het hof. Het hof concludeerde dat het beroepschrift geacht moest worden bij het hof te zijn ingediend op 24 december 2001, wat na de termijn van zes weken viel. Hierdoor was het beroepschrift te laat ingediend en was er geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding.

Het hof verklaarde het verzet van belanghebbende ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzitter van de tweede enkelvoudige belastingkamer. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. H.H.A. Fransen, raadsheer als voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier M. Haarsma.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK-01/01167 14 januari 2003
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van Stichting X, gevestigd te Z, tegen de uitspraak van de voorzitter van de tweede enkelvoudige belastingkamer van 22 februari 2002.
De voorzitter van de tweede enkelvoudige belastingkamer heeft voormelde uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1999/2000.
1. Uitspraak waartegen het verzet is gericht
1.1. Ingevolge de artikelen 22j en 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (:Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen de uitspraak van de inspecteur, binnen zes weken na de dagtekening van het afschrift van die uitspraak in beroep komen bij het hof.
1.2. De voorzitter van de tweede enkelvoudige belastingkamer heeft blijkens zijn uitspraak van 22 februari 2002 met inachtneming van voormelde wetsartikelen geoordeeld dat het beroepschrift niet-ontvankelijk is omdat de uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 12 oktober 2001 en het beroepschrift ter post is bezorgd op 18 december 2002 (bedoeld zal zijn: 2001), derhalve niet binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak.
2. Het verzet
2.1. Tegen voormelde uitspraak is belanghebbende bij een op 3 april 2002 door het hof ontvangen verzetschrift, met dagtekening 29 maart 2002, tijdig in verzet gekomen.
2.2. Het verzet is mondeling behandeld op de zitting van het hof van 23 oktober 2002 te Assen, alwaar zijn verschenen de belanghebbende en de inspecteur, bijgestaan door de heer A, controleambtenaar op de eenheid van de inspecteur.
3. De overwegingen ter zake van het verzet:
3.1. De uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 26 oktober 2001.
3.2. Een door belanghebbende naar de inspecteur verzonden brief met dagtekening 5 december 2001, is bij de inspecteur op 10 december 2001 binnengekomen.
3.3. De belanghebbende heeft op de zitting verklaard dat met de aan de belastingdienst verzonden brief d.d. 5 december 2001, door hem is bedoeld beroep in te stellen tegen de uitspraak van de inspecteur.
4.2. Nu de brief eindigt met "Daar tegen gaan wij in beroep.", kan de brief naar het oordeel van het hof niet anders dan een beroepschrift tegen de onderhavige uitspraak van de inspecteur worden opgevat, zij het ingediend bij de inspecteur, een onbevoegde instantie.
4.3. Artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht is gewijzigd bij de zogenaamde Eerste evaluatiewet Awb van 24 januari 2002, Staatsblad 2002/53. Deze wet is inwerking getreden op 01-april 2002.
Op grond van het overgangsrecht in artikel VII, lid 1, van die wet blijft in casu, ten aanzien van de doorzending van het onderhavige beroepschrift tegen de uitspraak, die reeds voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is bekendgemaakt, artikel 6:15, derde lid van de Awb zoals dat luidde voor dat tijdstip van toepassing
4.4. De inspecteur had de als beroepschrift aan te merken brief van belanghebbende van 5 december 2001 op voet van artikel 6:15, lid 1 van de Awb, zo spoedig mogelijk moeten doorzenden aan het hof.
Nu zich geen van de drie in lid 3 van artikel 6:15 van de Awb (oud) vermelde gevallen voordoet, mag het verzuim van de inspecteur om het beroepschrift spoedig door te zenden niet ten nadele van belanghebbende strekken en moet het beroep geacht bij het hof te zijn ingediend twee weken na binnenkomst bij de inspecteur, derhalve op 24 december 2001 (HR 2 februari 2000, BNB 2000/132). De op 27 december 2001 en 30 januari 2002 bij het hof ingekomen brieven van belanghebbende en de op 3 januari 2002 bij de inspecteur binnengekomen, aan het hof doorgezonden, brief van belanghebbende dienen als aanvullingen op dat beroepschrift te worden beschouwd.
4.4. Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
4.5. De uitspraak is gedagtekend 26 oktober 2001. Op grond van de toepasselijke wetsartikelen is de beroepstermijn op 27 oktober 2001 aangevangen en is de laatste dag van deze termijn 7 december 2001.
Nu het beroepschrift geacht wordt bij het hof te zijn binnengekomen op 24 december 2001 is het beroepschrift te laat ingediend.
Weliswaar is het beroepschrift binnen de beroepstermijn ter post bezorgd door belanghebbende, doch nu het beroepschrift later dan een week na afloop van die termijn geacht is door het hof te zijn ontvangen, is het beroepschrift evenmin op grond van artikel 6:9, lid 2, tijdig ingediend.
4.6. Nu er ook geen sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, is belanghebbende terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep. Dat namens belanghebbende voorafgaand aan het indienen van het beroepschrift nog nadere gesprekken zijn gevoerd over de betreffende aanslag/uitspraak met belastingambtenaren van de betreffende eenheid doet daaraan niet af. Van haar mag worden verwacht dat zij de bij de uitspraak aangegeven beroepstermijn en de instantie waar in beroep dient te worden gegaan in het oog houdt.
5. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het verzet van belanghebbende ongegrond.
Gedaan door mr H.H.A. Fransen, raadsheer als voorzitter, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer M. Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 14 januari 2003, door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De voorzitter
dhr M. Haarsma mr H.H.A. Fransen
Op 29 januari 2003 afschrift
aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof
te Leeuwarden.