ECLI:NL:GHLEE:2003:AF3576

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 2026/02 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F.J.W. Drion
  • J. Huiskes
  • H.H.A. Fransen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkomstenbelasting en de redelijkheid van omzetberekeningen in de seksbranche

In deze zaak gaat het om een geschil over een aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 1994, opgelegd aan belanghebbende, die een percentage van de winst van de onderneming van zijn partner ontvangt. De inspecteur had de aanslag verminderd na bezwaar, maar belanghebbende ging in beroep tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop uiteengezet, waarbij onder andere een boekenonderzoek bij de onderneming van de partner van belanghebbende aan de orde kwam. De inspecteur had ernstige tekortkomingen in de boekhouding vastgesteld, waardoor de omzetberekening niet als betrouwbaar kon worden aanvaard. De inspecteur voerde een theoretische omzetberekening uit, die door belanghebbende werd betwist. Het hof oordeelde dat de inspecteur een redelijke en zorgvuldige schatting had gemaakt van de omzet, en dat belanghebbende niet had aangetoond dat deze schatting tot een te hoog resultaat leidde. Het hof verwierp de argumenten van belanghebbende en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke boekhouding en de gevolgen van gebrekkige administratie voor belastingaanslagen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 2026/02 16 januari 2003
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag 1994 (aanslagnummer 000.00.000.H.46) in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende werd voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 153.473,-.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 8 december 2000 de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 74.911,-.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlagen), dat op 14 december 2000 is ingekomen.
De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens een brief (met bijlagen) ingezonden, binnengekomen op 11 maart 2002, waarvan een afschrift is gezonden naar de inspecteur.
De eerste mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 maart 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur. Naar aanleiding van het ter zitting door het Hof tot de inspecteur gerichte verzoek om schriftelijk nadere inlichtingen te verstrekken, heeft de inspecteur een brief (met bijlagen) ingezonden, welke is ingekomen op 6 juni 2002, waarvan een afschrift is gezonden naar belanghebbende. De tweede mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 oktober 2002, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en zijn gemachtigde, alsmede de inspecteur. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende is geboren op 27 december 1944.
2.2 Belanghebbende woont samen met mevrouw A.
2.3 Mevrouw A drijft in de vorm van een eenmanszaak een onderneming. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit het exploiteren van een seksclub onder de naam B.
2.4 Belanghebbende ontvangt jaarlijks 40% van de winst van de onderneming van mevrouw A als arbeidsbeloning.
2.5 In maart 1998 is een boekenonderzoek aangevangen bij mevrouw A. Op 3 december 1999 is het rapport inzake dit op diverse data ingestelde boekenonderzoek gezonden aan mevrouw A.
2.5.1 Belanghebbende verzorgt de administratie van de onderneming door de inkomende nota's in een ordner te bewaren. Er wordt verder geen enkele vorm van boekhouding bijgehouden.
De gemachtigde van belanghebbende werkt de boekhouding verder uit.
2.5.2 Reeds bij de controle over de jaren 1985 tot en met 1989 is mevrouw A er door de toenmalige controleambtenaar op gewezen een boekhouding te voeren die voldoet aan de eisen van het bedrijf. 2.5.3 De omzet bestaat uit opbrengsten wegens kamerhuur en de opbrengsten uit drankverkoop.
2.5.4 Mevrouw A bepaalt de omzet dranken aan de hand van de inkopen verhoogd met een opslagpercentage. Dit percentage staat al jaren op 350% van de inkopen.
2.5.5 Bij de controle bleek dat de gevoerde administratie dusdanige ernstige tekortkomingen vertoonde dat deze door de inspecteur is verworpen.
2.5.5.1 De ontvangsten en uitgaven worden niet genoteerd.
2.5.5.2 De ontvangsten worden aan de hand van de uitgaven en het aanwezige kasgeld berekend (afgeleide ontvangsten).
2:5.5.3 De gemachtigde heeft in 1995 f 10.000,- bijgeboekt.
2.5.5.4 Er worden geen privé-opnamen geboekt.
2.5.5.5 Een deugdelijke kascontrole ontbreekt (o.a. geen saldo-controle).
2.5.5.6 De privé-opnamen worden als sluitpost geboekt.
2.5.5.7 Ontvangsten worden als sluitpost geboekt.
2.5.5.8 Aan belanghebbende is op 29 november 1999 een rapport verzonden met vermelding van de voorgestelde correcties op de vastgestelde dan wel aangegeven stipinkomens.
2.6 Door de controlerende ambtenaar is een theoretische omzetberekening van de dranken gemaakt.
2.6.1 De prijzen van de consumpties bedragen voor fris f 5,-, gedestilleerd f 10,- en voor een mix f 15,-. De prijzen voor champagne bedragen voor een liter f 300,- en voor een halve liter
f 150,-.
2.6.2 Bij de omzetberekening over de jaren 1993, 1994, 1995 en 1996 is door de controlerende ambtenaar rekening gehouden met het eigen gebruik, het gebruik van de dames, weggevers bij een all in-overeenkomst en hetgeen aan de dames is doorbetaald indien een klant de dame een drankje aanbiedt. Uitgangspunt waren de inkopen. Deze zijn vermenigvuldigd met het genormeerde verbruik per fles en de prijs. Op deze totalen is het eigen gebruik, dat is berekend zoals hierna aangegeven, in aftrek gebracht.
2.6.3 Eigen gebruik van de belanghebbende en mevrouw A:
2000 consumpties x 2 personen x f 5,- = f 20.000,-.
Gebruik van de dames: 5 consumpties per dag x f 5,- x gemiddeld aantal aanwezige dames 7 x 365 dagen = f 63.875,-.
Weggevers bij all in-overeenkomst: 1927 damesbezoeken x gemiddeld 2 drankjes x f 5,- = f 19.270,-.
Doorbetaling aan dames indien een klant de dame een drankje aanbiedt: 1927 damesbezoeken x gemiddeld 2 drankjes x f 2,50 =
f 9.635,-.
Schematisch:
aantal Prijs Bedrag
Eigen gebruik 4000 5 20.000 Dames per dag 5 (x 365) gemiddeld aanwezig 7 5 63.875 Weggevers all-in 1927 gemiddeld verbruik 2 5 19.270 Doorbetaling 1927 x 2 2,50 9.635 Totaal 112.780
2.6.4 De controlerende ambtenaar heeft de theoretische omzet dranken in 1994 als volgt berekend:
Bruto theoretische omzet dranken f 291.465,-
Eigen gebruik 1994 f 112.780,-
Theoretische omzet dranken netto 1994 f 178.685,-
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de door de inspecteur gemaakte theoretische omzetberekening van de dranken tot een redelijke schatting ervan leidt.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de inspecteur bevestigend.
3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Partijen hebben ter zitting geen nieuwe argumenten toegevoegd. De inspecteur heeft wel medegedeeld dat, zo er mogelijk in het verleden een afspraak zou zijn gemaakt omtrent de bruto marge op drankinkopen (zoals belanghebbende stelt), deze is gemaakt om oude zaken op te lossen, maar dat deze zeker niet gold voor latere jaren (waaronder de onderhavige) en voorts dat van de stelling van belanghebbende dat veel drank gratis wordt weggegeven, tijdens de controle niets is gebleken.
3.3 Belanghebbende concludeert tot verlaging van de aanslag.
De inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Gelet op het onder 2.5.1 en 2.5.4 tot en met 2.5.5.7 vermelde moet worden geconstateerd dat er in de onderneming van belanghebbendes partner geen sprake was van een deugdelijke kasadministratie en dat de verkopen drank niet juist werden geboekt. De boekhouding kan als gevolg hiervan niet als grondslag voor de winstberekening worden aanvaard. Aan dit oordeel kan niet afdoen dat de inspecteur geen correctie heeft toegepast ten aanzien van de kamerverhuur. Naar het oordeel van het Hof is de omzetberekening dranken van de inspecteur, zoals aangegeven onder 2.6 tot en met 2.6.4, waarbij hij rekening heeft gehouden met de wel betrouwbaar en bruikbaar te achten gegevens die belanghebbende en mevrouw A hem hebben verstrekt, aan te merken als een redelijke en zorgvuldige schatting van de omzet dranken. Belanghebbende en/of zijn partner hebben/heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze tot een te hoog resultaat leidt.
4.2 Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat de inspecteur hem slecht heeft geïnformeerd. Onder punt 6.7 t/m 6.7.3 en 6.15 t/m 6.16.3 van het verweerschrift heeft de inspecteur onweersproken aangegeven dat de omzetcorrecties diverse keren met belanghebbende zijn besproken. Deze klacht van belanghebbende faalt derhalve.
4.3 Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat in het verleden met de inspecteur een afspraak omtrent de bruto marge op drankinkopen zou zijn gemaakt. De inspecteur heeft hierop geantwoord dat, zo er mogelijk in het verleden een afspraak ter zake is gemaakt, deze is gemaakt om oude zaken op te lossen, maar dat deze zeker niet gold voor latere jaren (waaronder de onderhavige).
Belanghebbende heeft tegenover deze weergave van de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de afspraak een ruimere strekking had.
4.4 Op de stelling van belanghebbende dat veel drank gratis wordt weggegeven, heeft de inspecteur geantwoord dat daarvan tijdens de controle niets is gebleken. Belanghebbende heeft deze stelling tegenover de gemotiveerde ontkenning van de inspecteur niet aannemelijk gemaakt.
4.5 In het geschil is het gelijk derhalve aan de zijde van de inspecteur.
Nu overigens niet is gesteld of aannemelijk is geworden dat de onderhavige aanslag (zoals deze is verminderd bij uitspraak op bezwaar) onjuist zou zijn berekend, dient te worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld op 16 januari 2003 door mr. F.J.W. Drion, voorzitter, mr. J. Huiskes en mr. H.H.A. Fransen, raadsheren, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mw. mr. H. de Jong en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 29 januari 2003 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.