ECLI:NL:GHLEE:2003:AF6034

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 1041/01 WOZ
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • J.M. Gerrits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking over onroerende zaak gelegen aan a-weg 4 te Z

Op 14 maart 2003 heeft het Gerechtshof te Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de a-weg 4 te Z. De belanghebbende, X, had beroep aangetekend tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Eemsmond, die de waarde van de onroerende zaak had vastgesteld op f. 180.000,-- bij beschikking van 17 april 2001. Deze beschikking was gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en gold voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De onroerende zaak betreft een restaurant met een bovenliggende bedrijfswoning, en is een onderdeel van een Rijksmonument.

Tijdens de zitting werd de waarde door de ambtenaar gehandhaafd, waarbij verwezen werd naar een taxatierapport van 21 september 2002, opgesteld door taxateur E van B b.v. Dit rapport onderbouwde de vastgestelde waarde met behulp van de huurkapitalisatie-methode. De belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en voerde aan dat de onroerende zaak geen waarde zou hebben vanwege de status als Rijksmonument. Het hof oordeelde echter dat de waarde op f. 180.000,-- terecht was vastgesteld, aangezien de belanghebbende de onderbouwing van de ambtenaar niet had kunnen ontkrachten.

Het hof concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd op 19 maart 2003 aangetekend verzonden aan beide partijen. De procesgang omvatte een mondelinge behandeling op 11 oktober 2002, waarbij de belanghebbende en de gemachtigde van de ambtenaar aanwezig waren. De uitspraak werd gedaan door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, en raadsheer, en ondertekend door de griffier dhr. J.M. Gerrits.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 1041/01 14 maart 2003
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, vijfde enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z, tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Eemsmond
(: de ambtenaar), gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de ten aanzien van hem genomen beschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet).
1. Ontstaan en loop van het geding.
Ingevolge de Wet heeft de ambtenaar de waarde met betrekking tot de onroerende zaak a-weg 4 te Z waarvan de belanghebbende gebruiker is, vastgesteld bij beschikking onder nummer 00000, gedateerd 17 april 2001. Daarbij is de waarde vastgesteld op f. 180.000,--.
Bij de uitspraak waarvan beroep, verzonden 21 november 2001, is de bovenvermelde waarde gehandhaafd.
Het beroepschrift (met bijlagen) is op 5 december 2001 ter griffie ingekomen. De ambtenaar heeft op 9 april 2002 een verweerschrift (met bijlagen) ingediend.
Bij de mondelinge behandeling van 11 oktober 2002, gehouden te Groningen, waren aanwezig de belanghebbende en de gemachtigde van de ambtenaar, zijnde mr. A, werkzaam bij B b.v. te L.
Ter voormelde zitting heeft de belanghebbende een door hem ter zitting voorgedragen pleitnota overgelegd.
Het gerechtshof heeft op 25 oktober 2002 mondeling uitspraak
gedaan; afschriften van het daarvan opgemaakte proces-verbaal
zijn op 5 november 2002 per aangetekende post aan de partijen verzonden.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
Op 23 december 2002 is bij het gerechtshof een verzoek van de belanghebbende ingekomen om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Uiteindelijk heeft het hof besloten uitvoering aan dit verzoek te geven.
Het door de belanghebbende verschuldigde griffierecht is op
tijd voldaan.
2. De feiten.
Op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende, weersproken het volgende vast:
2.1. Bij beschikking van 17 april 2001 is door de ambtenaar ten aanzien van de belanghebbende als gebruiker van de onroerende zaak gelegen aan de a-weg 4 te Z (: de onroerende zaak) de waarde van die onroerende zaak vastgesteld. De beschikking geldt voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004.
De onroerende zaak betreft het restaurant C gelegen op het terrein van de D te Z. Boven het restaurant is een bedrijfswoning gesitueerd die door de belanghebbende wordt bewoond. Dit betreft een ander object, waarvoor een afzonderlijke
WOZ-beschikking is afgegeven.
2.2. De in het geding betrokken onroerende zaak betreft een onderdeel van een Rijksmonument zoals bedoeld in voornoemd artikel 17, derde lid van de Wet. De waarde van de onroerende zaak is door de ambtenaar berekend op basis van de zogenaamde huurkapitalisatie-
methode.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
De belanghebbende betwist de vastgestelde waarde zoals weergegeven in de van hem afkomstige stukken.
Partijen hebben ter zitting hun onderscheiden standpunten gehandhaafd. Door partijen werden ter voormelde zitting aan hun standpunten geen nadere gronden aangevoerd.
4. De overwegingen omtrent het geschil:
4.1. Zoals blijkt uit het bepaalde in artikel 17 van de Wet wordt de waarde bepaald op de waarde die per 1 januari 1999 aan de betreffende onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
Ingevolge artikel 18, eerste lid van de Wet wordt de waarde van
een onroerende zaak bepaald naar de waarde die de zaak op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin de zaak op die datum verkeert.
4.2. Bij uitspraak waarvan beroep heeft de ambtenaar de vastgestelde waarde onverminderd gehandhaafd op f. 180.000,--. De ambtenaar verwijst voor de onderbouwing hiervan naar een taxatierapport van 21 september 2002, opgemaakt door de taxateur E, werkzaam bij B b.v..
4.3. Blijkens dat rapport is de waarde van de onroerende zaak per peildatum vastgesteld op f. 180.000,--. Bij die vaststelling is gebruik gemaakt van de huurwaarde kapitalisatiemethode. De taxatiewaarde is gedetailleerd en inzichtelijk onderbouwd en is zekerheidshalve gerelateerd aan verkoopcijfers van vergelijkbare objecten.
4.4. De waarde van het hiervoor genoemde goed onderbouwde taxatierapport heeft belanghebbende niet weten te ontkrachten.
De door de woz-taxateur E bepaalde waarde, gebaseerd op de huurprijs maal de kapitalisatiefactor, kan dan ook dienen als onderbouwing van de door de ambtenaar vastgestelde waarde. Niet aannemelijk is geworden dat de huurprijs dan wel kapitalisatiefactor onjuist zouden zijn.
4.5. Het gerechtshof gaat voorbij aan belanghebbendes stelling dat de waarde van de onroerende zaak op f. 1,-- gesteld zou moeten worden - op grond van het feit dat het een rijksmonument betreft waar in feite geen waarde aan toe te kennen zou zijn - nu de betreffende onroerende zaak op commerciële basis als restaurant wordt geëxploiteerd.
4.6. Ook belanghebbendes overige argumenten kunnen de onderbouwing van de waarde door de ambtenaar niet ondergraven.
5. De conclusie
Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond.
6. De proceskosten
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 14 maart 2003 door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en raadsheer, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier dhr. J.M. Gerrits en ondertekend door voornoemde voorzitter en voornoemde griffier.
Op 19 maart 2003 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.