ECLI:NL:GHLEE:2003:AF6165
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- prof. mr. Aardema
- mr. Fransen
- prof. dr. Dijstelbloem
- Rechtspraak.nl
Belanghebbende tegen de inspecteur inzake investeringsaftrek en belastbaar inkomen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst over de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. Belanghebbende werd aangeslagen naar een belastbaar inkomen van ƒ 16.482,-, wat hij betwistte. Hij had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de inspecteur handhaafde deze in zijn uitspraak van 23 oktober 2001. Belanghebbende ging in beroep, waarbij hij stelde dat de verdeling van de investeringsaftrek tussen de vennoten van de commanditaire vennootschap 'B CV' redelijk was en in overeenstemming met het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën. De inspecteur daarentegen betoogde dat de verdeling niet correct was en dat belanghebbendes echtgenote niet als vennoot in de CV kwalificeerde, waardoor de investeringsaftrek niet aan haar kon worden toegerekend.
Tijdens de zitting op 16 december 2002 werd de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende een pleitnota overhandigde. Het hof oordeelde dat belanghebbende op basis van het vertrouwensbeginsel mocht afgaan op de eerdere aanslagen die aan andere vennoten waren opgelegd, en dat de inspecteur niet vrijstond om een ander standpunt in te nemen. Het hof concludeerde dat de inspecteur de investeringsaftrek ten onrechte had gecorrigeerd en dat het belastbare inkomen van belanghebbende op ƒ 33.490,- moest worden vastgesteld. De uitspraak van de inspecteur werd vernietigd, de aanslag werd verminderd tot nihil, en de inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden werd gedaan op 10 maart 2003 door een meervoudige kamer, bestaande uit prof. mr. Aardema, mr. Fransen en prof. dr. Dijstelbloem, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Jong. De beslissing benadrukt het belang van het vertrouwensbeginsel in belastingzaken en de noodzaak voor de belastingdienst om consistent te handelen in hun beslissingen.