ECLI:NL:GHLEE:2003:AF6252

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
WAHV 02-00942
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • J. Hiemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor verkeerslicht overtreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te Amsterdam, die op 7 augustus 2002 een beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, die als kentekenhouder was aangemerkt, had een administratieve sanctie van fl 180,-- (Euro€ 81,68) opgelegd gekregen voor het niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht op 6 augustus 2001 te Amstelveen. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, maar de advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend, hoewel er wel aanvullende informatie is verstrekt.

Het hof heeft de argumenten van de betrokkene beoordeeld, waaronder de twijfel over de gedraging en het beroep op het zogenaamde "drie-secondenbeleid". Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant, die op dat moment alleen surveilleerde, geen reële mogelijkheid had om de betrokkene staande te houden. Dit betekent dat de sanctie niet op de juiste wijze was opgelegd volgens artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).

Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat de betrokkene onterecht meende dat er een beleid bestond dat een administratieve sanctie alleen mocht worden opgelegd als het verkeerslicht drie seconden rood had gestraald. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bevestigd, omdat er geen noodzaak was voor nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden van de zaak. De beslissing van de kantonrechter is derhalve in stand gehouden.

Uitspraak

WAHV 02/00942
12 maart 2003
CJIB 59045068854
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank te Amsterdam
van 7 augustus 2002
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [plaatsnaam]
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft aangegeven van deze mogelijkheid geen gebruik te willen maken. Bij de brief van de advocaat-generaal betreffende dit onderwerp is echter nadere door of namens hem ingewonnen informatie gevoegd. Het hof neemt dan ook aan, dat in weerwil van de bewoordingen van de genoemde brief een verweerschrift is ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van fl 180,-- (Euro€ 81,68) opgelegd ter zake van "niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht", welke gedraging zou zijn verricht op 6 augustus 2001 op de Noordelijke afrit Rijksweg A9/Keizer Karelweg te Amstelveen.
3.2. Door de betrokkene wordt aangevoerd dat hij grote twijfels heeft of hij de gedraging wel heeft begaan en dat de verbalisant hem staande had moeten houden. Voorts beroept hij zich op het door hem zo genoemde "drie-secondenbeleid", waarbij hij verwijst naar een arrest van het hof (WAHV 01/006465). Tenslotte beroept hij zich er op, dat de officier van justitie wegens overschrijding van de beslistermijn van 16 weken op het administratief beroep dit gegrond had moeten verklaren op grond van "staand beleid".
3.3. Art. 5 WAHV bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd (HR 1 februari 2000, VR 2000/104).
3.4. Door de verbalisant is in een op ambtseed opgemaakt aanvullend proces-verbaal d.d. 18 december 2002 aangegeven, dat hij ten tijde van de constatering van de gedraging alleen surveilleerde en zich daarbij op de fiets verplaatste. In aanmerking nemende dat de betrokkene ten tijde van de constatering een auto bestuurde bestond er geen reële mogelijkheid om hem staande te houden. Van handelen in strijd met art. 5 WAHV is derhalve geen sprake.
3.5. Voor zover de betrokkene meent dat uit het arrest van het hof van 20 maart 2002 (WAHV 01/00646) te kunnen afleiden, dat er sprake is van een beleid, waaraan een betrokkene zou kunnen ontlenen, dat bij visuele waarneming door een verbalisant slechts een administratieve sanctie zou mogen worden opgelegd wanneer het verkeerslicht 3 seconden rood zou hebben uitgestraald, berust dit op een onjuiste lezing van voormeld arrest.
3.6. Ten aanzien van hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd omtrent de termijnoverschrijding door de officier van justitie heeft de kantonrechter op juiste gronden geoordeeld en beslist.
3.7. Voor zover de betrokkene zich beroept op hetgeen hij in een eerder stadium van de procedure heeft aangevoerd overweegt het hof als volgt.
3.8. Het hof heeft - in navolging van de Hoge Raad - reeds eerder vastgesteld dat het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van een gedraging omschreven in de bij de WAHV behorende bijlage, een criminal charge is als bedoeld in art. 6 EVRM. Dat brengt mee dat de betrokkene aan wie een dergelijke sanctie is opgelegd, op de voet van het tweede lid van dat artikel voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. In WAHV-zaken biedt de ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling van de schuld van de betrokkene. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de ambtsedige verklaring in het zaakoverzicht dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Nu een en ander zich in deze zaak niet voordoet, bestaat geen noodzaak tot nader onderzoek.
3.9. De beslissing van de kantonrechter dient derhalve te worden bevestigd.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Hiemstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.