5. De overwegingen omtrent het geschil.
5.1 Met betrekking tot de vraag of de Landrover in het onderhavige jaar kan worden gerekend tot belanghebbendes ondernemingsvermogen, dan wel, met overbrenging in 1996, tot het privévermogen dient te worden gerekend, neemt het hof de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
- De Landrover is bij de aanschaf in 1993 terecht tot het ondernemingsvermogen gerekend.
- De Landrover is, nadat met de ombouw is begonnen, niet meer ten behoeve van de onderneming gebruikt tot in 2001, behoudens mogelijk zakelijk gebruik gedurende drie maanden in 1998.
- Van het gebruik in 1998, zoals door belanghebbende weergegeven in een kilometeradministratie, is niet meer bekend geworden dan dat daarin is aangegeven dat 82 kilometer is gereden ten behoeve van een proefrit en 52 kilometer met als omschrijving "Boodschappen".
- De afzetunit waarmee in 1996 is begonnen was geschikt voor overnachting, doch, naar de inspecteur onweersproken heeft gesteld, waren de kosten voor verblijf op locatie blijkens boekenonderzoek gering en voor de tweede helft van 1997 en geheel 1998 zelfs nihil.
- Belanghebbende is lagere tijd lid en bestuurslid (geweest) van de C-club.
- Belanghebbende bezat in privé een VW kampeerauto.
- Eind 2000 is opdracht gegeven tot de bouw van een gesloten afzetunit die niet geschikt is voor overnachting.
5.2 Uit de vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang beschouwd, leidt het hof het vermoeden af dat met de ombouw van de Landrover en de bouw van de afzetunit die geschikt is voor overnachting de bedoeling heeft voorgezeten de Landrover te gaan gebruiken als kampeerauto. Bij een zodanig gebruik staat, naar het hof aanneemt, privégebruik voorop, niettegenstaande de mogelijkheid van -enig- gebruik voor zakelijke doeleinden.
5.3 Hetgeen belanghebbende daartegen heeft ingebracht heeft dit vermoeden niet ontzenuwd. Dit geldt temeer daar eerst eind 2000, toen het standpunt van de inspecteur voor belanghebbende geruime tijd duidelijk moet zijn geweest, opdracht is gegeven tot de bouw van een gesloten afzetunit die niet geschikt was voor overnachting en, naar het hof uit de tot de stukken behorende foto's afleidt, kennelijk voor zakelijk gebruik is bestemd. Belanghebbende heeft niet gesteld, noch is aannemelijk geworden, dat reeds in 1996 of in het onderhavige jaar het voornemen tot de bouw van deze afzetunit bestond.
5.4 Naar 's hofs oordeel heeft belanghebbende onder de vorenstaande omstandigheden de grenzen der redelijkheid overschreden door de Landrover tot zijn ondernemingsvermogen te blijven rekenen. De inspecteur heeft derhalve terecht met betrekking tot de kosten van het houden van de Landrover de winst uit onderneming en daarmee het belastbare inkomen gecorrigeerd.
5.5 Met betrekking tot de vraag of belanghebbende de in 1996 aangeschafte speedboot terecht tot zijn ondernemingsvermogen heeft kunnen rekenen en de kosten van het houden van deze boot ten laste van het bedrijfsresultaat heeft gebracht neemt het hof de navolgende feiten en omstandigheden in overweging:
- Belanghebbende bezat tot dan toe in privé een speedboot, die hij toen heeft verkocht.
- Het varen met een speedboot behoorde tot dan niet tot de ondernemingsactiviteiten.
- Het geven van vaarlessen ter verkrijging van een vaarbewijs heeft tot dusver niet plaatsgevonden, mede omdat voor het verkrijgen van een vaarbewijs slechts theoretische kennis is vereist.
- Op het voordek van de boot is blijkens de tot de stukken behorende foto's een logo van aanmerkelijke grootte aangebracht met de letters B. Op de zijkant van de boot is met kleinere letters aangebracht de tekst: "B administratie- en advieskantoor" alsmede een telefoonnummer.
- Na de aanschaf van de boot is belanghebbendes omzet gedurende twee jaren beduidend lager geweest dan in 1996, terwijl de omzet in 1999 de omzet van 1996 benaderde.
- Belanghebbende heeft een drietal verklaringen overgelegd van klanten die stellen door het zien van de boot met belanghebbende in contact te zijn gekomen en dientengevolge van de diensten van belanghebbende gebruik te zijn gaan maken.
- Deze drie klanten hebben blijkens de grootboekrekeningen over 1998 voor belanghebbende in dat jaar een omzet gegenereerd van respectievelijk f 1.099,-- f 75,-- en f 4.916,--.
- Belanghebbende heeft voor de jaren 1996 tot en met 1998 met toepassing van extra afschrijving ter zake van het houden van de boot f 31.195,-- aan kosten in aanmerking genomen. Met toepassing van normale afschrijving zou dit bedrag f 15.837,-- groot zijn geweest.
- Belanghebbende heeft een lijst overgelegd met evenementen die hij uit reclameoogpunt van plan is met de boot te bezoeken.
5.6 Het hof is van oordeel dat onder de vorenvermelde omstandigheden belanghebbende de grenzen der redelijkheid overschrijdt door de boot tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen, nu aan het feitelijk gebruik van de boot het privé-karakter niet kan worden ontzegd. Hieraan doet niet af dat het voeren van reclame op de boot ten dienste staat van belanghebbendes onderneming.
5.7 Dat het voeren van reclame en het geven van vaarlessen het hoofddoel van de investering in de boot zouden zijn geweest acht het hof onaannemelijk.
5.8 De inspecteur heeft derhalve terecht de terzake van de boot in aanmerking genomen kosten gecorrigeerd.
5.9 Gelet op al het vorenstaande dient belanghebbendes belastbare inkomen voor 1997 overeenkomstig de door de inspecteur overgelegde berekening, die door partijen eenparig voor dat geval als juist wordt beschouwd en waarvan de onjuistheid aan het hof niet is gebleken, te worden gesteld op f 16.841,--. De aanslag, na bezwaar vastgesteld naar een belastbaar inkomen van f 39.801,-- dient derhalve te worden verminderd, zodat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven.
5.10 In de omstandigheden van het geval vindt het hof aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de inspecteur te veroordelen in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten het hof op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt op € 322,-- en welke kosten dienen te worden gedragen door de Staat der Nederlanden.