ECLI:NL:GHLEE:2003:AG1673
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.H.A. Fransen
- F.J.W. Drion
- J. Huiskes
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en de status van Justitiële Jeugdinrichtingen als ondernemer
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 10 juni 2003, staat de status van een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) als ondernemer centraal in het kader van de omzetbelasting. De Stichting X, als belanghebbende, heeft bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting die door de inspecteur was opgelegd. De inspecteur stelde dat de JJI, die verantwoordelijk is voor de opvang en behandeling van jeugdigen, als ondernemer moet worden aangemerkt en dat de ingebruikneming van nieuwbouw onderhevig is aan omzetbelasting.
De feiten van de zaak tonen aan dat de JJI, gefinancierd door het ministerie van Justitie, zich houdt aan strikte voorschriften en dat de activiteiten gericht zijn op het bieden van zorg aan jeugdigen. De belanghebbende betoogde dat zij geen ondernemer is, omdat zij geen vrijgestelde prestaties verricht en dat de integratieheffing niet van toepassing zou moeten zijn. De inspecteur daarentegen stelde dat de JJI wel degelijk als ondernemer moet worden aangemerkt, omdat zij regelmatig prestaties verricht en hiervoor een vergoeding ontvangt.
Het hof oordeelde dat de JJI bedrijfsmatig deelneemt aan het economische verkeer en dat de prestaties die zij levert aan het ministerie van Justitie, onder de definitie van ondernemer vallen. Het hof concludeerde dat de ingebruikneming van de nieuwbouw moet worden aangemerkt als een levering van goederen die aan omzetbelasting is onderworpen. De JJI kan niet onder de vrijstelling van het besluit van de staatssecretaris van Financiën vallen, omdat dit besluit niet van toepassing is op JJI's. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de naheffingsaanslag werd gehandhaafd.