2. De vaststaande feiten.
Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting staat voor dit geding tussen partijen als niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het navolgende vast:
2.1 Belanghebbende drijft in maatschapsverband met zijn echtgenote een agrarische onderneming. Het boekjaar van de onderneming is gelijk aan het kalenderjaar.
2.2 Het woongedeelte van de boerderij met ondergrond en tuin is door belanghebbende steeds tot zijn ondernemingsvermogen gerekend.
2.3 Bij Besluit van 23 mei 2001, RTB2001/220M, heeft de Staatssecretaris van Financiën medegedeeld dat de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001 een bijzondere omstandigheid vormt die keuzeherziening rechtvaardigt van een vermogensbestanddeel dat tot het keuzevermogen behoort.
2.4 Met het oog op de wijziging van de landbouwvrijstelling ex (voorheen) artikel 8, eerste lid, letter b, van de wet per 1 januari 2001 (voorzover hier van belang: met terugwerkende kracht tot en met 27 juni 2000, zijnde de dag van indiening van het op dit onderwerp betrekking hebbende wetsvoorstel), heeft belanghebbende in zijn bezwaarschrift tegen de conform de ingediende aangifte geregelde aanslag IB 2000 jegens de fiscus het standpunt ingenomen dat hij per 26 juni 2000 met betrekking tot ondergrond en tuin van het woongedeelte zijn keus wenst te herzien, en dat hij per die datum dat vermogensbestanddeel naar het privévermogen overbrengt. Het woongedeelte zelf wenste hij te blijven rangschikken onder zijn ondernemingsvermogen.
2.5 De inspecteur heeft enkel willen bewilligen in overbrenging naar privé van het gehele bedrijfsmiddel "woongedeelte met ondergrond en tuin", en dan uitsluitend per de datum 27 juni 2000, zijnde de dag van inwerkingtreding van het nieuwe regime van de landbouwvrijstelling.
2.6 De waarde van het woongedeelte met ondergrond en tuin is bij een gezamenlijke taxatie namens belanghebbende en de inspecteur bepaald op:
- woongedeelte waarde vrij te aanvaarden f 200.000,-
- waarde erf/ondergrond in het economisch
verkeer (:WEV) minus waarde in het economisch
verkeer bij agrarische bestemming (:WEVAB) f 70.000,-
De waardedrukkende factor van voortgezette eigen bewoning is door de inspecteur gesteld op 20%. Aangezien de boekwaarde van het woongedeelte in totaal f 40.680,- bedroeg, berekende de inspecteur de belaste boekwinst per firmant als volgt:
woongedeelte bij eigen bewoning:80% x f 200.000,- = f 160.000,-
ondergrond en tuin: 80% x f 70.000,- = f 56.000,-
totaal f 216.000,-
af: boekwaarde f 40.680,-
boekwinst f 175.320,-
per firmant 50% f 87.660,-
2.7 Aangezien belanghebbende bij bezwaar tegen de primitieve aanslag persisteerde bij zijn wens tot keuzeherziening terwijl die primitieve aanslag was geregeld conform de ingediende aangifte waarin van keuzeherziening nog geen sprake was, heeft de inspecteur een navorderingsaanslag opgelegd. Het oorspronkelijk aangegeven belastbaar inkomen ad f 49.443,- werd daarbij verhoogd met voormeld bedrag van f 87.660,- tot
f 137.103,-.
2.8 In bezwaar formuleerde belanghebbende de volgende geschilpunten tussen hem en de fiscus:
allereerst: de vraag of ondergrond en tuin los van het woongedeelte naar privé konden worden overgebracht of dat heretikettering betekende dat ook het woongedeelte daarbij betrokken moest worden;
vervolgens: en zo ja, of de waardedrukkende factor van voortgezette eigen bewoning op 40% (belanghebbende) of op 20% (inspecteur) diende te worden bepaald;
en tenslotte: of het verschil tussen WEV en WEVAB valt onder de landbouwvrijstelling zoals die gold tot en met 26 juni 2000, of dat daarop het (belaste) regime vanaf 27 juni 2000 van toepassing is.
2.9 Bij de uitspraak op het bezwaarschrift tegen de primitieve aanslag heeft de inspecteur volhard in zijn standpunt dat ondergrond en erf/tuin onlosmakelijk met het woongedeelte zijn verbonden en daarom niet los daarvan naar privé kunnen worden overgebracht, en dat op de bij overbrenging gerealiseerde boekwinst het fiscale regime vanaf 27 juni 2000 van toepassing is.
2.10 Desgevraagd hebben partijen ter zitting eenparig verklaard dat over de cijfers op zich geen verschil van mening bestaat.