ECLI:NL:GHLEE:2003:AH8921
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Pruiksma
- A. Drion
- J. Fransen
- Rechtspraak.nl
Heretikettering van onroerend goed in het kader van de Wet inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 17 juni 2003, staat de heretikettering van onroerend goed centraal in het kader van de Wet inkomstenbelasting. Belanghebbende, een agrarische ondernemer, heeft een navorderingsaanslag ontvangen van de Belastingdienst, die voortvloeit uit een herziening van zijn keuze met betrekking tot de ondergrond en tuin van zijn woongedeelte. De zaak betreft de vraag of deze heretikettering moet plaatsvinden onder de Wet IB'64 of de Wet IB 2001, en of de ondergrond en tuin los van het woongedeelte naar privé kunnen worden overgebracht. De inspecteur heeft de navorderingsaanslag opgelegd omdat belanghebbende zijn keuze voor herziening niet tijdig had doorgegeven, wat leidde tot een verhoging van het belastbaar inkomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende zijn woongedeelte altijd tot zijn ondernemingsvermogen heeft gerekend en dat hij per 26 juni 2000 de wens had om de ondergrond en tuin naar privé over te brengen. De inspecteur heeft echter gesteld dat de ondergrond en tuin onlosmakelijk verbonden zijn met het woongedeelte en dat de waardedrukkende factor van voortgezette eigen bewoning op 20% moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van belanghebbende en de inspecteur tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de heretikettering onder het regime van de Wet IB 2001 moet plaatsvinden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de navorderingsaanslag terecht is opgelegd en dat de waardedrukkende factor van 20% redelijk is.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belastingplichtigen om tijdig hun keuzes te herzien en de gevolgen van wetswijzigingen in de belastingwetgeving. Het hof heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, wat betekent dat de navorderingsaanslag in stand blijft. De proceskosten zijn niet toegewezen, aangezien het hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten.