ECLI:NL:GHLEE:2003:AI0842
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Prof. mr. Aardema
- mr. De Jong-Braaksma
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verontreinigingsheffing en de status van bedrijfsruimte
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 11 juli 2003, staat de verontreinigingsheffing over het heffingsjaar 2000 centraal. De belanghebbende, eigenaar van een onroerende zaak aan de a-straat 26, is op 18 januari 2001 aangeslagen voor deze heffing. Na een ongegrond verklaard bezwaar door de ambtenaar op 20 september 2001, heeft de belanghebbende beroep aangetekend. Tijdens de zittingen, waarbij de ambtenaar vertegenwoordigd was door mr. A, heeft de belanghebbende niet altijd persoonlijk kunnen verschijnen, maar heeft wel stukken ingediend.
De kern van het geschil betreft de vraag of de onroerende zaak als bedrijfsruimte kan worden aangemerkt en of de belanghebbende als gebruiker kan worden beschouwd. De ambtenaar stelt dat de onroerende zaak een bedrijfsruimte is, terwijl de belanghebbende dit ontkent. Het hof heeft vastgesteld dat de onroerende zaak door de dochter van de belanghebbende wordt gebruikt voor kamerverhuur, maar dat deze kamers niet voldoen aan de eisen van zelfstandigheid die voor woonruimten gelden. Hierdoor kan de onroerende zaak niet als woonruimte worden aangemerkt.
Het hof heeft in zijn overwegingen verwezen naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, waaronder de Heffingsverordening Waterkwaliteit en eerdere uitspraken van de Hoge Raad. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de onroerende zaak als bedrijfsruimte moet worden gekwalificeerd en dat de dochter van de belanghebbende als gebruiker moet worden aangemerkt. Het beroep van de belanghebbende is gegrond verklaard, de uitspraak van de ambtenaar en de onderliggende aanslag zijn vernietigd, en de ambtenaar is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan de belanghebbende.