ECLI:NL:GHLEE:2003:AI1267

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnummer 0200383
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Meijeringh
  • Z. Zuidema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koopovereenkomst en schadevergoeding na ongeval met personenauto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door [appellant] is ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, betreffende een koopovereenkomst van een Volkswagen personenauto. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de koopprijs niet zou hebben aanvaard indien hij correct was geïnformeerd over de staat van de auto. De appellant stelde dat hij bij de koop niet op de hoogte was van de ernstige schade die de auto had geleden en dat dit van invloed was op de waarde van de auto. Het hof heeft vastgesteld dat de gemiddelde dagwaarde van de auto ten tijde van het ongeval Hfl. 13.500,00 bedroeg, terwijl de berekende dagwaarde Hfl. 15.084,00 was. Dit resulteerde in een verschil van ongeveer Hfl. 1.600,00, dat de appellant voor de restanten had ontvangen, waardoor het schaderisico was opgeheven. Het hof oordeelde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd dat hij de koopprijs niet zou hebben aanvaard bij een juiste voorstelling van zaken. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 20 augustus 2003
Rolnummer 0200383
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
voorwaardelijke toevoeging,
procureur: mr H.N.M.M. van Wilgenburg,
tegen
[geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde]
procureur: mr J. Stoker (onttrokken)
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 26 februari 2002 en 28 mei 2002 door de rechtbank te Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden (verder aan te duiden als de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 28 augustus 2002 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 18 september 2002.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van de rechtbank te Leeuwarden, sector Kanton, Locatie Leeuwarden d.d. 28 mei 2002 zal vernietigen en opnieuw en bij verbetering rechtdoende:
1. alsnog de tussen partijen op of omstreeks 22 december 1999 tot standgekomen koopovereenkomst betreffende de Volkswagen personenauto met kenteken [kenteken] geheel danwel gedeeltelijk zal vernietigen;
2. de geïntimeerde zal veroordelen om tegen bewijs van finale kwijting aan appellant een bedrag te betalen van Euro 2495,79 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 juni 2000, althans vanaf de dag der inleidende dagvaarding tot die der algehele voldoening;
3. geïntimeerde zal veroordelen in de kosten der procedure zowel die in eerste aanleg als in hoger beroep."
Nadat [geïntimeerde] aanvankelijk verstek had laten gaan, is het verstek ter rolle van 14 mei 2003 gezuiverd. De procureur van [geïntimeerde] heeft zich ter rolle van 11 juni 2003 onttrokken. Tegen [geïntimeerde] is op diezelfde dag akte van niet dienen (memorie van antwoord) verleend.
Tenslotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
1. Tegen het tussenvonnis d.d. 26 februari 2002 zijn geen grieven ontwikkeld, zodat [appellant] in zoverre niet in zijn appel kan worden ontvangen.
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in de overwegingen 4 tot en met 6 van het vonnis d.d. 28 mei 2002 is geen grief opgeworpen, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Met betrekking tot de grieven:
3. De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor en zullen daarom gezamenlijk worden behandeld.
4. Veronderstellender wijze ervan uitgaande dat [appellant] ten tijde van de koop er niet mee op de hoogte was dat de auto ernstige schade had geleden, welke is hersteld en dat het bouwjaar 1992 is geweest, ligt het op de weg van [appellant] om zijn stelling aannemelijk te maken dat hij de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten, dan wel dat hij niet op dezelfde voorwaarden zou hebben gecontracteerd.
5. Voor wat betreft "het niet op dezelfde voorwaarden contracteren" dient aansluiting te worden gezocht bij HR 17 januari 1997, NJ 1997, 222. "Van de dwalende kan niet altijd worden verlangd dat hij precies aangeeft op welke andere voorwaarden hij wel zou hebben gecontracteerd. Voldoende is dat hij stelt en zonodig aannemelijk maakt dat hij een of meer concreet door hem aan te wijzen onderdelen van de overeenkomst niet zou hebben aanvaard." Uit hetgeen dienaangaande door [appellant] is gesteld leidt het hof af dat indien [appellant] niet zou hebben gedwaald, de aangehaalde omstandigheden van invloed zouden zijn geweest op de koopprijs. [appellant] stelt immers in de toelichting op grief I dat bij hem een schaderisico is neergelegd, nu algemeen bekend is dat personenauto's welke eerder total loss zijn geweest belangrijk minder waard zijn dan auto's waarbij van dergelijke schade geen sprake is geweest.
6. Het hof stelt vast dat de betreffende auto (door toedoen van [appellant]) niet meer voorhanden is, zodat waardebepaling door een onafhankelijke deskundige niet meer kan geschieden aan de hand van het object zelf en derhalve slechts beperkte waarde heeft. Het hof zal daarom van een dergelijk onderzoek afzien en beslissen op basis van de voorhanden zijnde gegevens, waaronder de zijdens partijen overgelegde taxatierapporten.
7. Nu niet (voldoende) is gesteld of gebleken dat het in opdracht van [geïntimeerde] door Extenso B.V. opgemaakte taxatierapport (productie bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg) geen of onvoldoende rekening heeft gehouden met de door [appellant] aan zijn beroep op dwaling ten grondslag gelegde omstandigheden, zal het hof aan dit rapport evenveel waarde toekennen als aan het door [appellant] overgelegde taxatierapport van het expertisebureau CED Bergweg BV te Capelle a/d IJssel (productie 2 bij conclusie van eis in eerste aanleg).
8. Op grond van de twee gegeven dagwaarden (fl. 15.000,00 resp. fl. 12.000,00) kan tot een gemiddelde dagwaarde - in onbeschadigde toestand op het moment van het ongeval - van fl. 13.500,00 worden gekomen. Anders dan [appellant] stelt is het niet ongebruikelijk in de autobranche om een bepaald bedrag voor verleende garantie en inruil in de prijs te verdisconteren. Een garantie op een tweedehands auto vertegenwoordigt immers voor de koper enige waarde en bergt voor de verkoper risico's in zich, terwijl het gebruikelijk is dat, indien er geen auto wordt ingeruild, een (substantiële) korting op de verkoopprijs wordt gegeven. De verkoper loopt dan immers het risico dat hij de ingeruilde auto niet voor de inruilprijs zal kunnen verkopen. Het hof stelt beide posten ex aequo et bono op Hfl. 500,00. Tevens is het bepaald redelijk om een extra waardevermindering te verdisconteren nu het ongeval zich heeft voorgedaan ruim een maand na de verkoop en in een nieuw kalenderjaar. Hetgeen in dat verband door [geïntimeerde] onder 10 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg is gesteld, komt het hof acceptabel voor en zal - nu de betwisting terzake door [appellant] elke motivering mist - hier worden aangehouden. Een en ander brengt mee dat de berekende dagwaarde - uitgaande van de koopprijs Hfl. 17.750,00 zoals deze door [appellant] is betaald - ten tijde van het ongeval zou neerkomen op Hfl. 15.084,00 (Hfl. 17.750,00 - Hfl 500,00 garantie - Hfl 500,00 inruil - Hfl 1.500,00 + Hfl 166,-- waardevermindering).
9. De gemiddelde dagwaarde ten tijde van het ongeval van Hfl. 13.500,00 afgezet tegen de berekende dagwaarde ten tijde van het ongeval van Hfl. 15.084,00, levert een verschil op van ongeveer Hfl. 1.600,00. Nu [appellant] Hfl. 1.600,00 voor de restanten heeft ontvangen, is het schaderisico opgeheven. Derhalve is door [appellant] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij een juiste voorstelling van zaken de koopprijs als onderdeel van de overeenkomst niet zou hebben aanvaard. Voor het overige zijn er onvoldoende omstandigheden aangedragen die de stellingen van [appellant] onderbouwen.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt aan de grieven voor het overige geen relevantie toe, zodat deze verder buiten behandeling zullen worden gelaten.
Ook het door [appellant] gedane bewijsaanbod zal als te weinig specifiek en niet relevant worden gepasseerd. Niet aangegeven is immers dat de [door appellant aangedrage getuige] meer of anders zou kunnen verklaren dan in het door hem opgemaakte taxatierapport (van het expertisebureau CED Bergweg B.V.) is neergelegd. Voorts is niet aangegeven en ook niet op voorhand duidelijk wat getuigenverklaringen van [appellant] zelf of van zijn vader aan het vorenoverwogene met betrekking tot de waardebepaling zouden kunnen afdoen.
De slotsom.
11. Het vonnis waarvan beroep d.d. 28 mei 2002 dient te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellant] als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep.
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellant] niet ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis van 26 februari 2002;
bekrachtigt het vonnis d.d. 28 mei 2002, waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die aan de zijde van [geïntimeerde] tot aan deze uitspraak op Euro 193,00 aan verschotten.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Meijeringh en Zuidema, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 20 augustus 2003.