ECLI:NL:GHLEE:2004:AO2075
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.M. van der Meer
- F.J.W. Drion
- H.H.A. Fransen
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en de status van ondernemer in belastingrechtelijke geschillen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 16 januari 2004, staat de vraag centraal of de belanghebbende als ondernemer kan worden aangemerkt in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. De belanghebbende had een naheffingsaanslag ontvangen van de inspecteur, die hij betwistte op basis van het vertrouwensbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en een bestendige gedragslijn. De inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd zonder verhoging of heffingsrente, en handhaafde deze na bezwaar. De belanghebbende had in 1999 een registratieformulier als nieuwe ondernemer ingediend, maar er was onduidelijkheid over de bestemming van de onroerende zaak die hij wilde verhuren.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2003 werd duidelijk dat de inspecteur van mening was dat de belanghebbende niet als ondernemer kon worden aangemerkt, omdat er geen duidelijkheid bestond over de bestemming van de onroerende zaak. De belanghebbende had in de aangiften omzetbelasting voor de eerste twee kwartalen van 2000 bedragen aan voorbelasting teruggevraagd, maar deze waren geweigerd door de inspecteur. De belanghebbende stelde dat hij erop mocht vertrouwen dat zijn aangifte zorgvuldig was behandeld en dat de inspecteur hem als ondernemer had aangemerkt door het verstrekken van aangiftebiljetten.
Het hof oordeelde dat de belanghebbende niet in zijn bewijslast was geslaagd en dat de inspecteur terecht had gehandeld door de teruggaaf van omzetbelasting te weigeren. Het enkele feit dat aangiftebiljetten waren verstrekt, rechtvaardigde geen conclusie dat de belanghebbende als ondernemer kon worden aangemerkt. Het hof concludeerde dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter in aanwezigheid van de griffier.