ECLI:NL:GHLEE:2004:AO2534

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 1776/02 Parkeerbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting door gemeente Harlingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 23 januari 2004, staat de rechtmatigheid van twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting centraal. De belanghebbende, die in april 2002 met zijn gezin naar Terschelling reisde, parkeerde zijn auto op de Willemshaven, waar op dat moment nog geen betaald parkeren van toepassing was. Echter, per 1 juni 2002 werd de Willemshaven een betaald-parkeren gebied. De belanghebbende betwistte de naheffingsaanslagen die hem op 28 juni 2002 waren opgelegd, en stelde dat hij niet op de hoogte was van de wijziging in de parkeerregels, vooral omdat de borden niet goed zichtbaar waren voor bestuurders die hun auto per schip aanvoerden.

Het Gerechtshof oordeelde dat de gemeente Harlingen ten onrechte de naheffingsaanslagen had opgelegd. Het hof concludeerde dat de bebording niet voldoende duidelijk was voor de bestuurders van de per schip aangevoerde voertuigen. De uitspraak van de heffingsambtenaar werd vernietigd, en het hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond. Tevens werd de gemeente Harlingen gelast om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 29,-- te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de gemachtigden van beide partijen en werd op 28 januari 2004 aangetekend verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 1776/02 23 januari 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
het Hoofd afdeling Middelen en Ondersteuning van de gemeente Harlingen (: de ambtenaar),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaan-slag parkeerbelasting.
1. Het procesverloop
1.1. Respectievelijk op 28 juni 2002 en 29 juni 2002 werd aan de belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
1.2. Tegen deze aanslagen heeft belanghebbende bij bezwaarschrift van 15 juli 2002 bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 7 augustus 2002 heeft de ambtenaar dit bezwaarschrift ongegrond verklaard.
1.4. Van deze uitspraak is belanghebbende bij een op 17 september 2002 bij het hof binnengekomen beroepschrift (met bijlagen) in beroep gekomen.
1.5. Het verweerschrift van de ambtenaar is op 4 november 2002 bij het hof binnengekomen.
1.6. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 1 december 2003, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de gemachtigde van belanghebbende en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
2.1. In april 2002 is belanghebbende met zijn gezin in verband met een theaterproductie ten behoeve van het Oerolfestival naar Terschelling vertrokken, waarbij bagage en auto's zijn verscheept door "Waddentransport".
2.2. Per 1 juni 2002 is de Willemshaven toegevoegd aan het "betaald- parkeren" gebied.
2.3. Op 28 juni 2002 heeft "Waddentransport" de auto van belanghebbende gelost aan de Willemskade en aldaar geplaatst samen met een aantal containers.
2.4. Tijdens een op 28 en 29 juni 2002 te Harlingen gehouden parkeercontrole is om 14.34 respectievelijk 14.17 uur geconstateerd dat een personenauto met het kenteken YY-00-YY geparkeerd stond op de Willemshaven, terwijl niet kon worden vastgesteld dat de op grond van de Verordening parkeerbelasting 2002 van de gemeente Harlingen zoals door de raad vastgesteld d.d. 14 november 2001 (: de verordening) verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
2.5. Op grond van deze constatering zijn aan belanghebbende twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2. De belanghebbende stelt dat hem deze naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.
3.3. De heffingsambtenaar heeft gepersisteerd bij de inhoud van het verweerschrift.
4. De overwegingen omtrent het geschil.
4.1. De belanghebbende is in april vanuit Harlingen vertrokken naar Terschelling. Op dat moment kon op de Willemshaven zonder betaling worden geparkeerd. Per 1 juni 2002 is de Willemshaven betaald-parkeren gebied geworden. Niet duidelijk is in hoeverre bestuurders van per schip aangevoerde auto's kunnen waarnemen dat de Willemskade is aangewezen als betaald parkeren gebied. Onvoldoende is het verweer van de ambtenaar dat via bebording aan het begin van de Willemshaven, aan weerszijden van de weg, duidelijk is aangegeven dat het hele gebied gelegen achter de borden behoort tot de zone betaald parkeren nu deze borden niet voor waarneming vatbaar zijn voor bestuurders van auto's die door middel van verscheping komende vanaf de zeezijde hun auto op de Willemshaven parkeren.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat aan belanghebbende ten onrechte naheffingsaanslagen parkeerbelasting zijn opgelegd.
4.2. Het beroep is derhalve gegrond.
5. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, nu van zodanige kosten niet is gebleken.
6. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar alsmede de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting;
gelast de gemeente Harlingen het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrag van € 29,-- aan hem te vergoeden.
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, plaatsvervangend lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 23 januari 2004 en door de voorzitter ondertekend, zijnde de griffier buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Op 28 januari 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.