ECLI:NL:GHLEE:2004:AO2544

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 1762/02 Parkeerbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Mr. Drion
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting door gemeente Harlingen

In deze zaak gaat het om de naheffingsaanslagen parkeerbelasting die zijn opgelegd aan de belanghebbende, X, door de gemeente Harlingen. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd in juni 2002, omdat de auto van de belanghebbende op de Willemshaven was geparkeerd zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de ambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Leeuwarden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2003 heeft de belanghebbende aangevoerd dat zij door haar verblijf op Terschelling niet in staat was om dagelijks een parkeerkaart te kopen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door overmacht niet aan haar belastingplicht kon voldoen. De keuze om op Terschelling te verblijven was immers aan de belanghebbende zelf.

Het hof heeft vastgesteld dat de bebording bij de toegangswegen voldoende duidelijk maakte dat er betaald parkeren van kracht was op de Willemshaven. De gemachtigde van de ambtenaar heeft bovendien aangetoond dat de parkeerautomaat slechts één dag buiten werking was. Gezien deze overwegingen heeft het hof het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 1762/02 23 januari 2004
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van
X te Z (: de belanghebbende)
tegen de uitspraak van
het hoofd Middelen en Ondersteuning van de gemeente Harlingen (: de ambtenaar),
gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde naheffingsaan-slagen parkeerbelasting.
1. Het procesverloop
1.1. Aan belanghebbende zijn in de maand juni 2002 een viertal in de processtukken nader omschreven naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd.
1.2. Tegen deze aanslagen heeft belanghebbende bij bezwaarschrift van 2 juli 2002 bezwaar gemaakt.
1.3. Bij uitspraak van 2 augustus 2002 heeft de ambtenaar dit bezwaarschrift ongegrond verklaard.
1.4. Van deze uitspraak is belanghebbende bij een op 12 september 2002 bij het hof binnengekomen beroepschrift in beroep gekomen.
1.5. Het verweerschrift van de ambtenaar is op 31 oktober 2002 bij het hof binnengekomen.
1.6. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 1 december 2003, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren de belanghebbende en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
1.7. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
2.1. Aan belanghebbende zijn naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd respectievelijk gedateerd 13, 14, 15 en 17 juni 2002, terzake dat op die data was geconstateerd dat de auto van belanghebbende gekentekend YY-00-YY geparkeerd stond op de Willemshaven, terwijl niet kon worden vastgesteld dat de op grond van de Verordening parkeerbelasting 2002 van de gemeente Harlingen zoals door de raad vastgesteld d.d. 14 november 2001 (: de verordening) verschuldigde parkeerbelasting was voldaan.
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
3.2. De belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennende en de ambtenaar bevestigend.
4 Overwegeging met betrekking tot het beroep op overmacht.
4.1. De belanghebbende heeft zich beroepen op overmacht in die zin dat zij door haar verblijf op Terschelling niet in de gelegenheid was dagelijks haar auto in Harlingen van een parkeerkaart te voorzien.
4.2. Op grond van hetgeen aldus door belanghebbende is aangevoerd is niet aannemelijk dat aan belanghebbende een beroep op overmacht toekomt.
4.3. De door belanghebbende aangevoerde omstandigheden leveren niet een situatie op als gevolg waarvan belanghebbende buiten haar wil niet aan haar belastingplicht kon voldoen. Zij heeft er immers zelf voor gekozen op Terschelling te verblijven.
5. De overwegingen met betrekking tot het geschil.
5.1. Naar het oordeel van het hof wordt door middel van bebording bij de toegangswegen, waarvan de plaatsing door de ambtenaar ter zitting op een plattegrond is aangewezen en die door belanghebbende niet is bestreden, voldoende duidelijk gemaakt dat de Willemshaven in een zone ligt waar betaald parkeren van kracht is.
5.2. Zulks brengt met zich mee dat het beroep ongegronds is.
5.3. Het hof heeft daarbij mede in aanmerking genomen dat de gemachtigde van de ambtenaar voldoende heeft gemotiveerd dat de parkeerautomaat op de Willemshaven slechts één dag (op 24 juni 2002) buiten werking is geweest.
6. De proceskosten.
Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. De beslissing.
Het hof:
verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan door mr Drion, raadsheer als voorzitter, plaatsvervangend lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de heer Haarsma als griffier en in het openbaar uitgesproken te Leeuwarden op 23 januari 2004 en door de voorzitter ondertekend, zijnde de griffier buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Op 28 januari 2004 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.