ECLI:NL:GHLEE:2004:AO3005
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- prof. mr. Aardema
- mevrouw mr. De Jong
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkheid in bezwaar tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Haren, die haar niet ontvankelijk verklaarde in haar bezwaar tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd op 21 mei 2002, betrof een bedrag van € 0,24 voor het parkeren zonder betaling, vermeerderd met kosten van € 38,79. Belanghebbende stelde dat zij een parkeervergunning had en dat het gebruikelijk was dat de naheffingsaanslag werd ingetrokken bij het achteraf tonen van deze vergunning. De heffingsambtenaar verdedigde de juistheid van de naheffingsaanslag en stelde dat de gemeente Haren sinds 1 januari 2002 een plastichoesje voor de parkeervergunning verstrekt, waardoor deze aan de binnenzijde van de voorruit kan worden bevestigd.
Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond had verklaard op basis van artikel 6:5 lid 1 onderdeel d van de Algemene wet bestuursrecht. Echter, het hof kwam tot de conclusie dat belanghebbende haar bezwaar voldoende had gemotiveerd in haar brief van 16 juli 2003. Het hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, maar dat de uitspraak van de heffingsambtenaar over de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar vernietigd moest worden. Het hof verklaarde het bezwaar alsnog ontvankelijk, maar het beroep verder ongegrond.
De proceskosten werden vastgesteld op € 26,65 voor reiskosten van belanghebbende. De beslissing van het hof was dat het beroep ten dele gegrond werd verklaard, de uitspraak waarvan beroep werd vernietigd, en de heffingsambtenaar werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en een tegemoetkoming in de proceskosten.