ECLI:NL:GHLEE:2004:AO3434
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- P. Pruiksma
- A. Drion
- H. Huiskes
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag accijns op bier en de vergunningen van de afnemer
In deze zaak is het Gerechtshof Leeuwarden op 4 februari 2004 tot een uitspraak gekomen over een naheffingsaanslag in de accijns van bier, opgelegd aan X B.V. (thans: Y B.V.) voor de periode van 6 juli 1998 tot 1 augustus 2001. De naheffingsaanslag van ƒ 205.049,-- voor accijns van bier en ƒ 6.772,-- voor accijns van wijn werd opgelegd, samen met een boete en heffingsrente. De inspecteur handhaafde de aanslag na bezwaar, waarop belanghebbende in beroep ging. Tijdens de zitting op 12 november 2003 werd het standpunt van belanghebbende gepresenteerd, waarin werd gesteld dat zij voldoende zorgvuldig had gecontroleerd of de afnemer, B, in het bezit was van de benodigde vergunningen voor het ontvangen van accijnsvrije goederen.
De inspecteur voerde aan dat B geen vergunning had om accijnsvrije goederen te ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat de accijns verschuldigd was. Het hof oordeelde dat de inspecteur terecht had vastgesteld dat B niet in de databank SEED was vermeld en dat er geen bewijs was dat B de benodigde vergunningen had. Het hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat de goederen buiten de accijnsgoederenplaats van belanghebbende waren gebracht zonder de juiste vergunningen.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de verzender om te verifiëren of aan de voorwaarden van de schorsingsregeling is voldaan. Het hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat de goederen in Zweden aan accijns waren onderworpen. De proceskosten werden niet toegewezen, en de beslissing werd op 11 februari 2004 aangetekend verzonden aan beide partijen.