2. Feiten
Het hof stelt op grond van de stukken en op grond van het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende, geboren op .. mei 19.., woonde het gehele jaar 1999 bij haar ouders op het adres a-straat 32 te Z.
2.2 Belanghebbende dreef in 1999 de onderneming A. Daarnaast volgde zij een opleiding aan de HEAO.
2.3 Tot en met het jaar 1996 is de onderneming A uitgeoefend door de vader van belanghebbende, de heer B.
2.4 Over het jaar 1997 is tussen de heer B en de Belastingdienst een discussie ontstaan over toerekening van de inkomsten die voortvloeiden uit de onderneming. Het standpunt van de heer B was en is dat de gehele onderneming per 1 juli 1997 door belanghebbende is overgenomen, omdat hij (mede) door ziekte niet meer in staat was om de onderneming uit te oefenen.
2.5 Belanghebbende had over het jaar 1997 echter geen aangifte inkomstenbelasting ingediend. Ook over het jaar 1998 heeft belanghebbende geen aangifte ingediend.
2.6 In verband met deze discussie is belanghebbende op 6 januari 2000 ter inspectie te Heerenveen gehoord. Op de vraag wie haar opdrachtgevers waren, antwoordde zij: "de C (C), omzet f 2.550,- exclusief omzetbelasting per maand plus drukkerijen en ontwerpbureau's".
2.7 De Belastingdienst heeft belanghebbende dan ook vanaf 1 januari 1998 aangemerkt als degene die de onderneming uitoefent. Omdat belanghebbende, na meerdere verzoeken, geen aangifte inkomstenbelasting 1998 had ingediend, is met de dagtekening 11 april 2000 een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting 1998 opgelegd. Op 23 mei 2000 is belanghebbende tegen deze aanslag in bezwaar gegaan en heeft als motivering de aangifte inkomstenbelasting 1998 ingediend. De bijgevoegde jaarstukken 1998 zijn door administratiekantoor D verzorgd. In deze jaarstukken zijn zowel de omzet C als de daarmee gemoeide kosten verwerkt. Na correspondentie tussen de Belastingdienst en belanghebbende is de aanslag inkomstenbelasting 1998 conform het bezwaar verminderd.
2.8 Bij de behandeling van de aangifte inkomstenbelasting 1999 heeft de behandeld ambtenaar geconstateerd dat de inkomsten van de C (C) niet zijn verwerkt in de aangifte inkomstenbelasting 1999 (bijlage 3 bij het verweerschrift). Dit terwijl ze wel verwerkt waren in de stukken over het jaar 1999 van administratiekantoor D (bijlage 16 bij het verweerschrift).
2.9 In haar schrijven van 3 september 2001 ontkent belanghebbende bekend te zijn met de genoemde inkomsten van C (bijlage 4 bij het verweerschrift). De inspecteur heeft dit echter niet aannemelijk geacht en het gehele bedrag aan ontvangsten van C (ten bedrage van f 31.502,-) tot de winst van belanghebbende gerekend (bijlage 5 bij het verweerschrift).
2.10 De inspecteur stelde het belastbare inkomen vast als volgt:
aangegeven belastbaar inkomen f 15.590,-
meer winst (ontvangsten C) f 31.502,-
vastgesteld belastbaar inkomen f 47.092,-.
De inspecteur stelde het premie-inkomen WAZ vast als volgt:
aangegeven premie-inkomen f 0,-
aangegeven winst bij inkomstenbelasting f 29.861,-
meer winst (ontvangsten C) f 31.502,-
vastgesteld premie-inkomen f 61.363,-.
De inspecteur stelde vervolgens de WAZ-grondslag vast als volgt:
premie-inkomen WAZ f 61.363,-
premievrij bedrag f 29.000,-
WAZ-grondslag f 32.363,-.
2.11 Naar aanleiding van het bezwaar heeft de Belastingdienst op 23 januari 2002 een controle ingesteld bij belanghebbende.
In het rapport naar aanleiding van de controle, d.d. 29 mei 2002 (bijlage 12 bij het verweerschrift), is geconcludeerd dat belanghebbende het koeriersbedrijf van haar vader heeft overgenomen inclusief de distributie van de kranten.