ECLI:NL:GHLEE:2004:AO4283

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
20 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
24-001149-03
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Weenink
  • J. Hermans
  • M. Zwinkels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door echtgenoot met mes

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Groningen, waarbij de verdachte, de echtgenoot van het slachtoffer, is veroordeeld voor poging tot doodslag. De feiten zijn als volgt: op 24 januari 2003 heeft de verdachte zijn vrouw met een mes meerdere keren gestoken en gesneden, met de intentie haar van het leven te beroven. De relatie tussen de verdachte en het slachtoffer was verslechterd, wat leidde tot een gewelddadige uitbarsting van de verdachte. Het slachtoffer heeft het leven kunnen behouden dankzij tijdige medische hulp. Het hof heeft vastgesteld dat de verwondingen van het slachtoffer ernstig waren en dat de verdachte alles heeft gedaan om haar te doden, ook al heeft hij op een gegeven moment gestopt met steken en snijden. Het hof heeft het verweer van de verdachte verworpen en geoordeeld dat hij geen respect had voor zijn vrouw en haar recht op een eigen leven niet erkende. De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij het hof de eerdere straf van dertig maanden gevangenisstraf heeft vernietigd en een hogere straf heeft opgelegd. Het hof heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in een psychiatrisch rapport. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. Het hof heeft de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer en hun kind in overweging genomen bij de straftoemeting. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het gerechtshof te Leeuwarden, waarbij de rechters unaniem tot deze beslissing zijn gekomen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001149-03
Arrest d.d. 20 februari 2004 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te Groningen d.d. 14 augustus 2003 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Afghanistan),
wonende te [adres],
thans verblijvende in P.I. Noord - De Grittenborgh,
Kinholtsweg 7 te Hoogeveen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman,
mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank te Groningen heeft de verdachte bij voormeld vonnis op tegenspraak wegens poging tot doodslag veroordeeld tot dertig maanden gevangenisstraf.
Aanwending van het rechtsmiddel
De verdachte is d.d. 19 augustus 2003 op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormeld vonnis in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft gelet op het onderzoek in hoger beroep van 6 februari 2004 en op het onderzoek in eerste aanleg als voorgeschreven bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
Telastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
Het hof leest het onder primair ten laste gelegde "te steken" en "te snijden" verbeterd in respectievelijk "gestoken" en "gesneden", zijnde hier sprake van kennelijke misslagen, door verbeterde lezing waarvan verdachte niet in zijn - door de dagvaarding beschermde - belang kan zijn geschaad.
Bespreking van een verweer
Namens verdachte is in hoger beroep aangevoerd dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden die afhankelijk waren van de wil van de dader (artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht).
Verdachte heeft zijn slachtoffer vele malen met een mes in de rug, de borst, een arm en de buik gestoken en/of gesneden. De aldus toegebrachte verwondingen waren van dien aard, dat het slachtoffer eraan had kunnen overlijden, indien niet tijdig adequate medische hulp was geboden. Verdachte had dus reeds alles gedaan om dit overlijden te bewerkstelligen. Daaraan kan niet afdoen dat hij op een gegeven moment is opgehouden met steken en snijden.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 24 januari 2003 te [adres], ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten zijn echtgenote, genaamd [slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet die persoon onverhoeds met een mes, in de rug en de borst en een arm en de buik heeft gestoken en of heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Hetgeen het hof als bewezen heeft aangenomen levert op het misdrijf:
poging tot doodslag.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon van de verdachte.
Het slachtoffer is de echtgenote van verdachte. Uit hun beider verklaringen leidt het hof af, dat de relatie tussen beiden niet goed meer was. Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat zijn vrouw hem had gezegd dat zij haar eigen weg wilde gaan. Dat heeft hem in woede doen ontsteken. Hij heeft een mes gepakt en zijn vrouw vele messteken en snijwonden toegebracht met de bedoeling haar van het leven te beroven. Zoals reeds is overwogen heeft zij het leven kunnen behouden doordat tijdig goede medische zorg is verleend.
Verdachte heeft er aldus blijk van gegeven dat hij geen respect had voor de persoon van zijn vrouw. Kennelijk meende hij dat zijn vrouw zich naar hem moest schikken en dat zij op straffe des doods geen recht had om een eigen koers te varen. Het nog maar twee jaar oude zoontje heeft gezien hoe zijn vader zijn moeder toetakelde. Dit moet een traumatische ervaring zijn geweest.
Het hof laat in het midden of dit gedrag van verdachte werd bepaald door culturele opvattingen uit zijn land van herkomst. Het gedrag is, zoals verdachte zelf heeft verklaard, in geen enkele cultuur aanvaardbaar. Als dit al anders zou zijn, heeft het hof te oordelen naar de hier te lande geldende strafrechtelijke maatstaven. Volgens deze maatstaven gaat het om een zeer ernstig delict.
Tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte het hof niet overtuigend laten blijken dat hij dit inziet.
De zaak leent zich, gezien het hiervoor overwogene, niet voor een andere straf dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur. De in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep gevorderde straffen doen geen recht aan de ernst van het feit. Het hof zal, voor zover nodig met eenparigheid van stemmen, een hogere straf opleggen.
Bij de straftoemeting heeft het hof in het voordeel van verdachte laten wegen dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde feit enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was. Het hof baseert dit oordeel op het psychiatrisch rapport dat C.J.F. Kemperman op 18 april 2003 heeft opgemaakt.
Verdachte en zijn vrouw hebben ter terechtzitting in hoger beroep getracht het hof ervan te overtuigen dat zij zich inmiddels hebben verzoend en dat zij samen met hun kinderen een nieuw leven tegemoet willen gaan.
Dit kan echter niet leiden tot andere beslissingen dan de navolgende.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak.
HET HOF,
RECHTDOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart het verdachte als voormeld primair telastegelegde bewezen en te kwalificeren als voormeld en verklaart dit feit en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mrs. Weenink voorzitter, Hermans en Zwinkels, in tegenwoordigheid van Van Jaarsveld als griffier, zijnde mr. Zwinkels buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.