ECLI:NL:GHLEE:2004:AO4847
Gerechtshof Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Pruiksma
- mr. Drion
- mr. Van der Meer
- Rechtspraak.nl
Waarde onroerende zaak vastgesteld door heffingsambtenaar
In deze zaak is in geschil of de waarde van een onroerende zaak, vastgesteld door de heffingsambtenaar, te hoog is. De heffingsambtenaar had op 22 januari 2002 een waardebeschikking afgegeven, waarbij de waarde van de onroerende zaak op ƒ 202.000,-- (€ 92.000,--) werd vastgesteld, met een geldigheid van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. Na bezwaar van de belanghebbende werd deze waarde verlaagd tot ƒ 141.037,-- (€ 64.000,--). De belanghebbende, die de onroerende zaak in gebruik had, betwistte de vastgestelde waarde en voerde aan dat deze te hoog was, mede gezien de slechte staat van de onroerende zaak en eerdere taxaties die een lagere waarde aangaven.
De mondelinge behandeling vond plaats op 10 december 2003, waarbij de belanghebbende en de gemachtigden van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank overwoog dat de waarde van de onroerende zaak moest worden bepaald op basis van de waarde in het economische verkeer per 1 januari 1999, zoals voorgeschreven door de Wet waardering onroerende zaken. De heffingsambtenaar moest bewijzen dat de vastgestelde waarde niet hoger was dan de waarde in het economische verkeer.
Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar hierin geslaagd was, onderbouwd door een goed taxatierapport dat de waarde had vastgesteld aan de hand van vergelijkingsmethoden. De belanghebbende had onvoldoende bewijs geleverd dat de staat van de onroerende zaak slechter was dan die van vergelijkingspanden. Het hof concludeerde dat de stellingen van de belanghebbende niet voldoende waren om de vastgestelde waarde te verlagen. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten toegewezen.